1899
1992

Friedrich Hayek

Econoom en filosoof
Liberaal

De coronacrisis laat een enorme toename van de staatsinvloed zien, zowel qua (al dan niet terechte) inperkingen van onze vrijheden als door steunverlening aan burgers en bedrijven en daarmee stijging van het aandeel van de overheid in onze economie. Ook tijdens de beide Wereldoorlogen zagen we dit verschijnsel. Die staatsexpansie bleek nadien hardnekkig.

Precies dit was het hoofdthema van The Road to Serfdom, het boek dat Friedrich Hayek (1899-1992; een Oostenrijker, sinds 1931 woonachtig in Engeland) in 1944 uitbracht. Hij waarschuwde voor de verderfelijke en vrijheids-ondermijnende invloed van planning, die wel noodzakelijk kon zijn tijdens een oorlog maar in vredestijd diende te worden afgebouwd. Hayek had naam gemaakt als econoom. Hij noemde The Road to Serfdom een ‘politiek pamflet’. Hierna zou hij zijn aandacht naar de politieke filosofie verleggen.

De hoogste waarden stonden op het spel, bovenal ‘de vrijheid om ons leven overeenkomstig onze eigen denkbeelden te vormen’. Dit liberale denkbeeld dat Engeland maar óók (meer dan eens uitdrukkelijk genoemd) kleine landen als Nederland en Zwitserland zoveel had gebracht, stond onder druk door de populariteit van socialistische denkbeelden. Zulk socialisme uitte zich zowel in het nationaal-socialisme als het communisme, maar ook in gematigder varianten die met alle goede bedoelingen de samenleving evenzeer op de weg naar de slavernij zetten.

Onder het mom van zekerheid of meer gelijkheid, van het ‘algemeen welzijn’ of het ‘algemeen belang’ matigen ordenaars zich aan te weten aan welke waarde(n) het meest moet worden gehecht. Zij verheffen aldus hun eigen waarden tot algemene waarden. Het recht zelf te kiezen wordt daarmee aan individuele burgers ontnomen; het zijn de machthebbers die voortaan bepalen wat ‘goed’ is. Terwijl, zo stelde Hayek, slechts de individuele burger kan bepalen wat voor zijn leven het beste is.

Het liberalisme, zo maakte Hayek duidelijk, staat geen laisser faire voor. De wet is wel degelijk belangrijk, essentieel zelfs. Maar de wetgever dient zich te beperken tot het aangeven en handhaven van de spelregels en zich verre te houden van sturing naar een bepaald doel. De staat moet de wegwijzers aanbrengen maar mag de burgers niet voorschrijven welke weg zij moeten inslaan. De staat mag overigens wel degelijk bepaalde sociale voorzieningen treffen, alsook bijvoorbeeld hygiënische maatregelen nemen of giftige stoffen verbieden, mits een en ander de fundamentele individuele vrijheid intact laat.

Hayek kwam op voor de vrije markteconomie. Critici stelden dat het concurrentiebeginsel ‘blind’ is. Hayek antwoordde dat dit juist een deugd is van de vrije markt. Ordenaars stellen er de besluiten van politici en ambtenaren voor in de plaats. Dan beslist een willekeurig iemand over ons lot in plaats van dat wij dit zelf doen. Het leidt bovendien tot machtsmisbruik, partijdigheid en corruptie. Gematigde socialisten stellen dat economische ordening gepaard kan gaan met politieke vrijheid. Hayek wierp tegen dat die scheiding niet valt aan te brengen. Veruit de meeste mensen stellen zich geen ‘economische’ doelen. Maar economische factoren maken hun doeleinden wel mogelijk.

‘Spontane ordening’ is het parool van Hayek, oftewel: gedecentraliseerde besluitvorming. Niet alleen omdat dit beter werkt maar belangrijker: omdat het moreel hoogstaander is. Voor een echte liberaal vormt macht een ‘aartskwaad’. Voor zover macht bestaat dient deze zoveel mogelijk gesplitst en gespreid te worden. In oorlog en bij andere uitzonderlijke rampen mag aan een staat tijdelijk meer macht worden toegekend. Maar men dient beducht te zijn: wat als ‘tijdelijk’ wordt geïntroduceerd heeft de neiging permanent te worden.

Hayek veroordeelde nationalisme voor zover het gepaard gaat met gevoelens van superioriteit, maar hij bepleitte allesbehalve een einde aan de natie-staat. Na de oorlog zou een supranationale ordening nuttig kunnen zijn bij het voorkomen van een botsing tussen de staten – zij moest daartoe een ‘negatieve macht’ uitoefenen – maar zodra zo’n nieuwe constructie zélf politiek ging bedrijven zou zij de kans op botsingen slechts vergroten en dreigde zij ‘de meest tirannieke en onverantwoordelijke macht’ te gaan vormen. ‘Ordening op internationale schaal, meer nog dan het geval is op nationale schaal kan niet anders dan louter machtspolitiek zijn.’ Die macht zal worden gemaskeerd als ‘internationaal’ maar, waarschuwde Hayek, bedenk dat dit ‘voor alle kleinere staten een veel vollediger onderwerping aan een buitenlandse mogendheid zou betekenen, waartegen geen werkelijke weerstand meer mogelijk zou zijn’.

The Road to Serfdom werd meteen een razend populair boek. Het tijdschrift The Readers Digestnam zelfs een verkorte versie op. Voorts verscheen een korte cartoon-versie. Maar het zou ongeveer dertig jaar duren voordat het dankzij Margaret Thatcher en anderen de politiek ging beïnvloeden. Hopelijk worden Hayeks hoogst actuele inzichten ditmaal eerder ter harte genomen.

De coronacrisis laat een enorme toename van de staatsinvloed zien, zowel qua (al dan niet terechte) inperkingen van onze vrijheden als door steunverlening aan burgers en bedrijven en daarmee stijging van het aandeel van de overheid in onze economie. Ook tijdens de beide Wereldoorlogen zagen we dit verschijnsel. Die staatsexpansie bleek nadien hardnekkig.

Precies dit was het hoofdthema van The Road to Serfdom, het boek dat Friedrich Hayek (1899-1992; een Oostenrijker, sinds 1931 woonachtig in Engeland) in 1944 uitbracht. Hij waarschuwde voor de verderfelijke en vrijheids-ondermijnende invloed van planning, die wel noodzakelijk kon zijn tijdens een oorlog maar in vredestijd diende te worden afgebouwd. Hayek had naam gemaakt als econoom. Hij noemde The Road to Serfdom een ‘politiek pamflet’. Hierna zou hij zijn aandacht naar de politieke filosofie verleggen.

De hoogste waarden stonden op het spel, bovenal ‘de vrijheid om ons leven overeenkomstig onze eigen denkbeelden te vormen’. Dit liberale denkbeeld dat Engeland maar óók (meer dan eens uitdrukkelijk genoemd) kleine landen als Nederland en Zwitserland zoveel had gebracht, stond onder druk door de populariteit van socialistische denkbeelden. Zulk socialisme uitte zich zowel in het nationaal-socialisme als het communisme, maar ook in gematigder varianten die met alle goede bedoelingen de samenleving evenzeer op de weg naar de slavernij zetten.

Onder het mom van zekerheid of meer gelijkheid, van het ‘algemeen welzijn’ of het ‘algemeen belang’ matigen ordenaars zich aan te weten aan welke waarde(n) het meest moet worden gehecht. Zij verheffen aldus hun eigen waarden tot algemene waarden. Het recht zelf te kiezen wordt daarmee aan individuele burgers ontnomen; het zijn de machthebbers die voortaan bepalen wat ‘goed’ is. Terwijl, zo stelde Hayek, slechts de individuele burger kan bepalen wat voor zijn leven het beste is.

Het liberalisme, zo maakte Hayek duidelijk, staat geen laisser faire voor. De wet is wel degelijk belangrijk, essentieel zelfs. Maar de wetgever dient zich te beperken tot het aangeven en handhaven van de spelregels en zich verre te houden van sturing naar een bepaald doel. De staat moet de wegwijzers aanbrengen maar mag de burgers niet voorschrijven welke weg zij moeten inslaan. De staat mag overigens wel degelijk bepaalde sociale voorzieningen treffen, alsook bijvoorbeeld hygiënische maatregelen nemen of giftige stoffen verbieden, mits een en ander de fundamentele individuele vrijheid intact laat.

Hayek kwam op voor de vrije markteconomie. Critici stelden dat het concurrentiebeginsel ‘blind’ is. Hayek antwoordde dat dit juist een deugd is van de vrije markt. Ordenaars stellen er de besluiten van politici en ambtenaren voor in de plaats. Dan beslist een willekeurig iemand over ons lot in plaats van dat wij dit zelf doen. Het leidt bovendien tot machtsmisbruik, partijdigheid en corruptie. Gematigde socialisten stellen dat economische ordening gepaard kan gaan met politieke vrijheid. Hayek wierp tegen dat die scheiding niet valt aan te brengen. Veruit de meeste mensen stellen zich geen ‘economische’ doelen. Maar economische factoren maken hun doeleinden wel mogelijk.

‘Spontane ordening’ is het parool van Hayek, oftewel: gedecentraliseerde besluitvorming. Niet alleen omdat dit beter werkt maar belangrijker: omdat het moreel hoogstaander is. Voor een echte liberaal vormt macht een ‘aartskwaad’. Voor zover macht bestaat dient deze zoveel mogelijk gesplitst en gespreid te worden. In oorlog en bij andere uitzonderlijke rampen mag aan een staat tijdelijk meer macht worden toegekend. Maar men dient beducht te zijn: wat als ‘tijdelijk’ wordt geïntroduceerd heeft de neiging permanent te worden.

Hayek veroordeelde nationalisme voor zover het gepaard gaat met gevoelens van superioriteit, maar hij bepleitte allesbehalve een einde aan de natie-staat. Na de oorlog zou een supranationale ordening nuttig kunnen zijn bij het voorkomen van een botsing tussen de staten – zij moest daartoe een ‘negatieve macht’ uitoefenen – maar zodra zo’n nieuwe constructie zélf politiek ging bedrijven zou zij de kans op botsingen slechts vergroten en dreigde zij ‘de meest tirannieke en onverantwoordelijke macht’ te gaan vormen. ‘Ordening op internationale schaal, meer nog dan het geval is op nationale schaal kan niet anders dan louter machtspolitiek zijn.’ Die macht zal worden gemaskeerd als ‘internationaal’ maar, waarschuwde Hayek, bedenk dat dit ‘voor alle kleinere staten een veel vollediger onderwerping aan een buitenlandse mogendheid zou betekenen, waartegen geen werkelijke weerstand meer mogelijk zou zijn’.

The Road to Serfdom werd meteen een razend populair boek. Het tijdschrift The Readers Digestnam zelfs een verkorte versie op. Voorts verscheen een korte cartoon-versie. Maar het zou ongeveer dertig jaar duren voordat het dankzij Margaret Thatcher en anderen de politiek ging beïnvloeden. Hopelijk worden Hayeks hoogst actuele inzichten ditmaal eerder ter harte genomen.

Lees verder

Meer lezen?

Ook in liberalen