John Rawls is één van de invloedrijkste moderne politiek filosofen. Rawls, geboren in Baltimore, studeerde aan diverse Amerikaanse universiteiten (Princeton, Cornell University) en schopte het in 1962 tot hoogleraar filosofie aan Harvard, waar hij meer dan dertig jaar lesgaf. Het is nu een kleine 18 jaar geleden dat Rawls overleed. Zijn meest bekende nalatenschap is zijn werk A Theory of Justice (1971), waar hij zijn theorie schetst over een rechtvaardige samenleving.
In A Theory of Justice komt Rawls met een basisstructuur voor een rechtvaardige samenleving. Hij keert zich in dit werk uitdrukkelijk tegen de utilisten, die het grootste geluk voor de grootste hoeveelheid mensen nastreven. Volgens Rawls kan het utilisme leiden tot de onwenselijke situatie dat fundamentele rechten en vrijheden van individuen kunnen worden ingeperkt ten gunste van een groter geheel.
Rawls komt op bijzondere wijze tot zijn theorie van rechtvaardigheid, die hij justice as fairness(rechtvaardigheid als eerlijkheid) noemt. Namelijk door een gedachte-experiment uit te voeren. Daarbij moet men zich in gedachten verplaatsen naar wat Rawls the original position (de uitgangssituatie) noemt. Niemand weet in deze hypothetische situatie wie zij zijn, wat hun natuurlijke talenten zijn of hun sociale positie is in de maatschappij. Je weet dus bijvoorbeeld niet hoe intelligent je bent, of je in een rijk of arm gezin bent geboren. Je weet ook niet welke politieke of religieze opvattingen je hebt, of je optimistisch bent ingesteld of juist zeer pessimistisch. Iedereen bevindt zich, zoals Rawls dat noemt, achter een sluier van onwetendheid (''veil of ignorance'').
Dit is een eerlijke uitgangspositie volgens Rawls, omdat individuele talenten door de natuur willekeurig zijn verdeeld. Ook het feit in welk gezin je wordt geboren, is een kwestie van toeval. Omdat deze ongelijke verdeling in talenten en sociale klasse een kwestie van toeval is, en dus niet is verdiend, mag dit geen morele gevolgen hebben van Rawls. En dus moeten ze in het gedachte-experiment worden weggedacht.
Achter deze sluier van onwetendheid, zou er dan onderhandeld worden over de basisprincipes van de samenleving. Deze principes zouden dan, gezien het eerlijke vertrekpunt van iedereen, rechtvaardig zijn. Uiteindelijk, zo voorspelt Rawls, zullen de rationele personen in het gedachte-experiment kiezen voor twee hoofdprincipes:
Principe 1. Iedereen heeft evenveel recht op een zo uitgebreid mogelijk stelsel van basisvrijheden. Dit zijn de belangrijkste klassieke vrijheidsrechten die moeten worden gegarandeerd, zoals het recht op vrije meningsuiting.
Principe 2. Sociale en economische ongelijkheid is alleen te rechtvaardigen als:
A) er een systeem bestaat van gelijke kansen voor iedereen
B) die ongelijkheid mede uitpakt in het voordeel van de minstbedeelden in de samenleving.
De twee principes staan nadrukkelijk in deze volgorde. De mensen in Rawls' uitgangssituatie zullen niet bereid zijn hun basale vrijheidsrechten op te offeren voor een vergroting van de materiële welvaart.
Met zijn theorie, die veel ruimte laat voor herverdeling van inkomsten en goederen en een actief beleid voor kansengelijkheid nastreeft, bevindt John Rawls zich aan de linkerkant van het liberale spectrum. Aan de uiterste rechterkant van dit liberale spectrum bevindt zich zijn intellectuele opponent Robert Nozick, die het weliswaar met Rawls eens is dat talenten geen persoonlijke verdienste zijn, maar stelt dat dit gegeven talenten nog niet tot collectief bezit maakt waarvan de samenleving de opbrengsten mag afromen. De meeste liberalen zullen zich ergens tussen de posities van Rawls en Nozick bevinden.
John Rawls is één van de invloedrijkste moderne politiek filosofen. Rawls, geboren in Baltimore, studeerde aan diverse Amerikaanse universiteiten (Princeton, Cornell University) en schopte het in 1962 tot hoogleraar filosofie aan Harvard, waar hij meer dan dertig jaar lesgaf. Het is nu een kleine 18 jaar geleden dat Rawls overleed. Zijn meest bekende nalatenschap is zijn werk A Theory of Justice (1971), waar hij zijn theorie schetst over een rechtvaardige samenleving.
In A Theory of Justice komt Rawls met een basisstructuur voor een rechtvaardige samenleving. Hij keert zich in dit werk uitdrukkelijk tegen de utilisten, die het grootste geluk voor de grootste hoeveelheid mensen nastreven. Volgens Rawls kan het utilisme leiden tot de onwenselijke situatie dat fundamentele rechten en vrijheden van individuen kunnen worden ingeperkt ten gunste van een groter geheel.
Rawls komt op bijzondere wijze tot zijn theorie van rechtvaardigheid, die hij justice as fairness(rechtvaardigheid als eerlijkheid) noemt. Namelijk door een gedachte-experiment uit te voeren. Daarbij moet men zich in gedachten verplaatsen naar wat Rawls the original position (de uitgangssituatie) noemt. Niemand weet in deze hypothetische situatie wie zij zijn, wat hun natuurlijke talenten zijn of hun sociale positie is in de maatschappij. Je weet dus bijvoorbeeld niet hoe intelligent je bent, of je in een rijk of arm gezin bent geboren. Je weet ook niet welke politieke of religieze opvattingen je hebt, of je optimistisch bent ingesteld of juist zeer pessimistisch. Iedereen bevindt zich, zoals Rawls dat noemt, achter een sluier van onwetendheid (''veil of ignorance'').
Dit is een eerlijke uitgangspositie volgens Rawls, omdat individuele talenten door de natuur willekeurig zijn verdeeld. Ook het feit in welk gezin je wordt geboren, is een kwestie van toeval. Omdat deze ongelijke verdeling in talenten en sociale klasse een kwestie van toeval is, en dus niet is verdiend, mag dit geen morele gevolgen hebben van Rawls. En dus moeten ze in het gedachte-experiment worden weggedacht.
Achter deze sluier van onwetendheid, zou er dan onderhandeld worden over de basisprincipes van de samenleving. Deze principes zouden dan, gezien het eerlijke vertrekpunt van iedereen, rechtvaardig zijn. Uiteindelijk, zo voorspelt Rawls, zullen de rationele personen in het gedachte-experiment kiezen voor twee hoofdprincipes:
Principe 1. Iedereen heeft evenveel recht op een zo uitgebreid mogelijk stelsel van basisvrijheden. Dit zijn de belangrijkste klassieke vrijheidsrechten die moeten worden gegarandeerd, zoals het recht op vrije meningsuiting.
Principe 2. Sociale en economische ongelijkheid is alleen te rechtvaardigen als:
A) er een systeem bestaat van gelijke kansen voor iedereen
B) die ongelijkheid mede uitpakt in het voordeel van de minstbedeelden in de samenleving.
De twee principes staan nadrukkelijk in deze volgorde. De mensen in Rawls' uitgangssituatie zullen niet bereid zijn hun basale vrijheidsrechten op te offeren voor een vergroting van de materiële welvaart.
Met zijn theorie, die veel ruimte laat voor herverdeling van inkomsten en goederen en een actief beleid voor kansengelijkheid nastreeft, bevindt John Rawls zich aan de linkerkant van het liberale spectrum. Aan de uiterste rechterkant van dit liberale spectrum bevindt zich zijn intellectuele opponent Robert Nozick, die het weliswaar met Rawls eens is dat talenten geen persoonlijke verdienste zijn, maar stelt dat dit gegeven talenten nog niet tot collectief bezit maakt waarvan de samenleving de opbrengsten mag afromen. De meeste liberalen zullen zich ergens tussen de posities van Rawls en Nozick bevinden.
Beaufort, F. de, van Schie, P., Het Liberalenboek, 2011
Cliteur, P.B. en G.A. van der List, Filosofen van het hedendaags liberalisme, 1990 (hoofdstuk over Rawls door M.J. Trappenburg)
Rawls, J. A Theory of Justice, 1971.