Op 2 februari 1905 kwam Alissa Zinovievna Rosenbaum – bekend geworden onder het pseudonym Ayn Rand – in St. Petersburg ter wereld als oudste dochter van Zinovy Zaccharovich Rosenbaum en Anna Borisovna Rosenbaum. Het gezin Rosenbaum – de 2 zusjes Natasha en Nora maakten het gezin compleet – behoorde tot de gegoede middenklasse en was van oorsprong joods, al beschouwden Rand’s ouders zich als agnost. Vader kreeg als scheikundige en succesvol farmaceut het privilege zich met zijn gezin buiten de joodse wijk in St. Petersburg te vestigen.
Al op jonge leeftijd kreeg Rand een grote interesse in boeken en films en begon ook zelf te schrijven. Romantici als Sir Walter Scott, Alexandre Dumas en Victor Hugo behoorden tot haar jeugdhelden. Toen Rand 12 jaar was brak de Russische Revolutie uit en confisqueerden de Bolsjewieken de apotheek van klassenvijand Rosenbaum, die daarop met zijn gezin naar de Krim vluchtte, om in 1921, nadat het schiereiland ook in handen van de Bolsjewieken was gevallen, tegen beter weten in terug te keren naar St. Petersburg. Daar ging Rand filosofie en geschiedenis studeren en kwam zij onder andere in aanraking met de werken van de Fransman Edmond Rostand, de Rus Fyodor Dostojevki en de Duitsers Friedrich Schiller en Friedrich Nietzsche. De laatste bewonderde zij vanwege zijn verheerlijking van het heroïsche en onafhankelijke individu in Also sprach Zarathustra. In 1924 sloot Rand haar studie succesvol af, waarna zij aan het Staatsinstituut voor filmkunst begon aan een opleiding tot scriptschrijver.
In 1925 kreeg Rand een visum voor bezoek aan verwanten in de Verenigde Staten. Ze arriveerde februari van het jaar daarop in New York en besloot, na een verblijf bij haar verwanten in Chicago, niet terug te keren naar Rusland. In plaats daarvan vertrok zij richting Hollywood om haar geluk als scriptschrijver te beproeven. In die tijd begon Alissa Rosenbaum zich structureel van het pseudoniem Ayn Rand te bedienen.1 Het is een hardnekkig fabeltje dat dit pseudoniem afkomstig is van de Remington Rand-typemachines. De firma Remington Rand begon echter pas in 1927 met het maken van typemachines en tot 1930 bestond er zelfs geen machine met die naam. Volgens een andere verklaring lijken de cyrillische letters van Rosenbaum op de romaanse letters Randayn en zou dat voor Rand aanleiding geweest zijn het pseudoniem Ayn Rand te kiezen.2
In Hollywood accepteerde Rand allerlei baantjes om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Al snel leerde ze de jonge acteur Frank O’Connor kennen, met wie ze in 1929 trouwde. Twee jaar later werd Rand officieel Amerikaans staatsburger. In die tijd begon Rand – naast de diverse andere baantjes – met het schrijven van scripts. Even leek ze succes te hebben toen Universal Studios het script Red Pawn kocht in 1932 met de intentie Marlene Dietrich de hoofdrol te laten spelen. Het project strandde vanwege de toenmalige desinteresse in anti-Sovjet thematiek. Meer succes verwierf Rand met het toneelstuk Night of January 16th, dat zich afspeelt in een rechtszaal, waarbij het publiek de jury mag vormen en er dus verschillende eindes denkbaar zijn. Het stuk was in 1935-36 de hit op Broadway, maar zou tevens het enige succesvolle toneelstuk van Rand zijn.
Naast het schrijven van scripts begon Rand zich in de jaren ’30 op het schrijven van romans te richten. Haar eerste roman We the living verscheen in 1936 en was tot op zekere hoogte biografisch. In deze eerste roman komt Rand’s afkeer van het communistische juk waar zij in haar jeugd mee te maken kreeg duidelijk naar voren. Het was echter niet haar bedoeling een verhaal over Sovjet Rusland te schrijven, maar over het individu tegenover de staat. ‘We the living is not a story about Soviet Russia in 1925. It is a story about Dictatorship, any dictatorship, anywhere, at any time, whether it be Soviet Russia, Nazi Germany, or – which this novel might do its share in helping to prevent – a socialist America.’3
Deze nadruk op het individualisme loopt als een rode draad door het werk van Ayn Rand. De onderdrukking van het individu door het collectief, de staat of de heersende opinie is Rand een doorn in het oog. Als de studenten in We the living een uitgebreide vragenlijst moeten invullen om hun verblijf aan de universiteit van St. Petersburg veilig te stellen wordt pijnlijk duidelijk dat afkomst en aanpassingsvermogen aan het collectief belangrijker zijn dan het individuele intellectuele vermogen.
De mens als zodanig heeft eigenlijk helemaal geen individueel bestaansrecht, maar moet zich voortduren aanpassen aan het collectief en zijn individuele kwaliteiten volledig ten dienste stellen van het grotere geheel. Als ‘Comrade Kovalensky’ het ‘vriendelijke’ verzoek krijgt zijn talenkennis – ‘ as strictly voluntary gift to the state’ – in te zetten voor een gratis avondeducatie voor fabrieksarbeiders, weigert hij met de opmerking dat hij zich sinds de revolutie geen enkel cadeau voor zichzelf of zijn omgeving heeft kunnen veroorloven. ‘Comrade Kovalensky, did it ever occur to you to consider what we think of men who merely work for their pay and take no part in social activity in their spare time? – Did it ever occur to you that I have a life to live in my spare time? – […] The Soviet State recognizes no life but that of a social class.’4
In haar tweede roman – de novelle Anthem – creëerde Rand een fictieve wereld waar alle individualiteit is verbannen. Deze verbanning wordt pijnlijk duidelijk gemaakt in de volledige verdwijning van het woord ‘ik’. Baby’s krijgen standaard namen met een nummer – de hoofdpersoon heet Equality 7-2521 – worden in staatsscholen opgevoed en krijgen een taak in de samenleving toegewezen. Equality 7-2521 lijdt aan de afwijking dat hij graag kritisch denkt, dingen in twijfel trekt en zich niet zonder meer wil opofferen aan anderen of het collectief. Hoewel Equality 7-2321 uitblinkt in wis- en natuurkunde en dolgraag wetenschapper zou worden, is hij vanwege zijn ‘afwijking’ ingedeeld bij de straatvegers.5
De doorbraak van Rand bij het grote publiek kwam met het verschijnen van de roman The Fountainhead. Maar liefst 12 uitgevers hadden de roman afgewezen als te intellectueel en onvoldoende passend in de mainstream. Ironisch genoeg was dit nu net het conformisme waar Rand tegen vocht en waar haar roman voor een belangrijk deel over ging. De hoofdpersoon in de roman, Howard Roark, is een architect die weigert zijn artistieke en persoonlijke visie aan de heersende opinie en artistieke mode te onderwerpen. Hij blijft trouw aan zichzelf ook als dit betekent dat hij van de school van architectuur wordt gestuurd, weinig opdrachten binnenhaalt, bij tijd en wijle bijna aan de bedelstaf raakt en zich genoodzaakt ziet in een steengroeve te werken om in zijn levensonderhoud te voorzien en zelfs moet toezien hoe een bijna door hem voltooid bouwwerk te gronde wordt gericht door de opdrachtgever. Roark weigert zich aan te passen. Als de decaan van z’n opleiding hem tijdens een gesprek over zijn opleiding vraagt ‘Do you mean to tell me that you're thinking seriously of building that way, when and if you are an architect?’, beaamt Roark dat. Op de vraag ‘my dear fellow, who will let you?’, antwoordt Roark zelfverzekerd: ‘That's not the point. The point is, who will stop me?’6
In 1957 wist Rand het succes van The Fountainhead te evenaren met haar vuistdikke roman Atlas Shrugged. Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1957 – de eerste druk bestond uit 100.000 exemplaren en sedertdien werden wereldwijd meer dan zeven miljoen exemplaren verkocht – en zou tevens haar laatste roman worden. Vandaag de dag wordt de roman meer dan eens gezien als de bijbel van de libertariërs. Opnieuw richt Rand zich in haar roman, die zowel een utopie als dystopie is, tegen collectivistisch overheidsbeleid. Het zijn de ondernemers die de economie draaiende houden en daarbij al te zeer worden gehinderd door de collectivistische neigingen van de overheid. Zodra ondernemers – de dragers van de economie – gaan staken, verdwijnt het fundament onder de economie en stort deze ineen. Collectivisme richt aldus de maatschappij te gronde. De rol van de overheid dient beperkt te blijven tot het garanderen van veiligheid.
Met haar romans legde Rand de basis voor haar filosofie, een stroming die zij het objectivisme noemde. Het objectivisme beschouwt de mens als een heroïsch wezen. Het hoogste ethische doel ligt voor mensen in het nastreven van het eigen geluk, waarbij de rede als enige leidraad fungeert. De invulling van het eigen geluk laat Rand uiteindelijk toch niet helemaal aan het individu over, want productieve prestatie wordt binnen het objectivisme als de nobelste activiteit gezien, een activiteit die niet belemmerd mag worden door collectief ingrijpen.
Aan de basis van het objectivisme ligt de individuele vrijheid, die bij Rand welhaast absoluut is. Iedere vorm van dwang is uit den boze, tenzij deze dwang als vergelding wordt gebruikt tegen degenen die dwang initieerden, cq de individuele vrijheid van anderen belemmerden. Voor Rand zijn veiligheid – binnenlands (politie) en buitenlands (defensie) – en rechtspraak de enige taken die overheid toekomen. In feite pleit zij daarmee voor een nachtwakersstaat. Bovendien meent Rand dat een meerderheid nooit de vrijheden van een minderheid mag inperken, enkel en alleen op basis van die meerderheid. Het gaat immers om individuele rechten, waarbij daadwerkelijk ieder individu telt. ‘Do not make the mistake of the ignorant who think that an individualist is a man who ways: “I’ll do as I please at everybody else’s expense.” An individualist is a man who recognizes the inalienable individual rights of man – his own and those of others. An individualist is a man who says: “I will not run anyone’s life – nor let anyone run mine”.7
Op 2 februari 1905 kwam Alissa Zinovievna Rosenbaum – bekend geworden onder het pseudonym Ayn Rand – in St. Petersburg ter wereld als oudste dochter van Zinovy Zaccharovich Rosenbaum en Anna Borisovna Rosenbaum. Het gezin Rosenbaum – de 2 zusjes Natasha en Nora maakten het gezin compleet – behoorde tot de gegoede middenklasse en was van oorsprong joods, al beschouwden Rand’s ouders zich als agnost. Vader kreeg als scheikundige en succesvol farmaceut het privilege zich met zijn gezin buiten de joodse wijk in St. Petersburg te vestigen.
Al op jonge leeftijd kreeg Rand een grote interesse in boeken en films en begon ook zelf te schrijven. Romantici als Sir Walter Scott, Alexandre Dumas en Victor Hugo behoorden tot haar jeugdhelden. Toen Rand 12 jaar was brak de Russische Revolutie uit en confisqueerden de Bolsjewieken de apotheek van klassenvijand Rosenbaum, die daarop met zijn gezin naar de Krim vluchtte, om in 1921, nadat het schiereiland ook in handen van de Bolsjewieken was gevallen, tegen beter weten in terug te keren naar St. Petersburg. Daar ging Rand filosofie en geschiedenis studeren en kwam zij onder andere in aanraking met de werken van de Fransman Edmond Rostand, de Rus Fyodor Dostojevki en de Duitsers Friedrich Schiller en Friedrich Nietzsche. De laatste bewonderde zij vanwege zijn verheerlijking van het heroïsche en onafhankelijke individu in Also sprach Zarathustra. In 1924 sloot Rand haar studie succesvol af, waarna zij aan het Staatsinstituut voor filmkunst begon aan een opleiding tot scriptschrijver.
In 1925 kreeg Rand een visum voor bezoek aan verwanten in de Verenigde Staten. Ze arriveerde februari van het jaar daarop in New York en besloot, na een verblijf bij haar verwanten in Chicago, niet terug te keren naar Rusland. In plaats daarvan vertrok zij richting Hollywood om haar geluk als scriptschrijver te beproeven. In die tijd begon Alissa Rosenbaum zich structureel van het pseudoniem Ayn Rand te bedienen.1 Het is een hardnekkig fabeltje dat dit pseudoniem afkomstig is van de Remington Rand-typemachines. De firma Remington Rand begon echter pas in 1927 met het maken van typemachines en tot 1930 bestond er zelfs geen machine met die naam. Volgens een andere verklaring lijken de cyrillische letters van Rosenbaum op de romaanse letters Randayn en zou dat voor Rand aanleiding geweest zijn het pseudoniem Ayn Rand te kiezen.2
In Hollywood accepteerde Rand allerlei baantjes om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Al snel leerde ze de jonge acteur Frank O’Connor kennen, met wie ze in 1929 trouwde. Twee jaar later werd Rand officieel Amerikaans staatsburger. In die tijd begon Rand – naast de diverse andere baantjes – met het schrijven van scripts. Even leek ze succes te hebben toen Universal Studios het script Red Pawn kocht in 1932 met de intentie Marlene Dietrich de hoofdrol te laten spelen. Het project strandde vanwege de toenmalige desinteresse in anti-Sovjet thematiek. Meer succes verwierf Rand met het toneelstuk Night of January 16th, dat zich afspeelt in een rechtszaal, waarbij het publiek de jury mag vormen en er dus verschillende eindes denkbaar zijn. Het stuk was in 1935-36 de hit op Broadway, maar zou tevens het enige succesvolle toneelstuk van Rand zijn.
Naast het schrijven van scripts begon Rand zich in de jaren ’30 op het schrijven van romans te richten. Haar eerste roman We the living verscheen in 1936 en was tot op zekere hoogte biografisch. In deze eerste roman komt Rand’s afkeer van het communistische juk waar zij in haar jeugd mee te maken kreeg duidelijk naar voren. Het was echter niet haar bedoeling een verhaal over Sovjet Rusland te schrijven, maar over het individu tegenover de staat. ‘We the living is not a story about Soviet Russia in 1925. It is a story about Dictatorship, any dictatorship, anywhere, at any time, whether it be Soviet Russia, Nazi Germany, or – which this novel might do its share in helping to prevent – a socialist America.’3
Deze nadruk op het individualisme loopt als een rode draad door het werk van Ayn Rand. De onderdrukking van het individu door het collectief, de staat of de heersende opinie is Rand een doorn in het oog. Als de studenten in We the living een uitgebreide vragenlijst moeten invullen om hun verblijf aan de universiteit van St. Petersburg veilig te stellen wordt pijnlijk duidelijk dat afkomst en aanpassingsvermogen aan het collectief belangrijker zijn dan het individuele intellectuele vermogen.
De mens als zodanig heeft eigenlijk helemaal geen individueel bestaansrecht, maar moet zich voortduren aanpassen aan het collectief en zijn individuele kwaliteiten volledig ten dienste stellen van het grotere geheel. Als ‘Comrade Kovalensky’ het ‘vriendelijke’ verzoek krijgt zijn talenkennis – ‘ as strictly voluntary gift to the state’ – in te zetten voor een gratis avondeducatie voor fabrieksarbeiders, weigert hij met de opmerking dat hij zich sinds de revolutie geen enkel cadeau voor zichzelf of zijn omgeving heeft kunnen veroorloven. ‘Comrade Kovalensky, did it ever occur to you to consider what we think of men who merely work for their pay and take no part in social activity in their spare time? – Did it ever occur to you that I have a life to live in my spare time? – […] The Soviet State recognizes no life but that of a social class.’4
In haar tweede roman – de novelle Anthem – creëerde Rand een fictieve wereld waar alle individualiteit is verbannen. Deze verbanning wordt pijnlijk duidelijk gemaakt in de volledige verdwijning van het woord ‘ik’. Baby’s krijgen standaard namen met een nummer – de hoofdpersoon heet Equality 7-2521 – worden in staatsscholen opgevoed en krijgen een taak in de samenleving toegewezen. Equality 7-2521 lijdt aan de afwijking dat hij graag kritisch denkt, dingen in twijfel trekt en zich niet zonder meer wil opofferen aan anderen of het collectief. Hoewel Equality 7-2321 uitblinkt in wis- en natuurkunde en dolgraag wetenschapper zou worden, is hij vanwege zijn ‘afwijking’ ingedeeld bij de straatvegers.5
De doorbraak van Rand bij het grote publiek kwam met het verschijnen van de roman The Fountainhead. Maar liefst 12 uitgevers hadden de roman afgewezen als te intellectueel en onvoldoende passend in de mainstream. Ironisch genoeg was dit nu net het conformisme waar Rand tegen vocht en waar haar roman voor een belangrijk deel over ging. De hoofdpersoon in de roman, Howard Roark, is een architect die weigert zijn artistieke en persoonlijke visie aan de heersende opinie en artistieke mode te onderwerpen. Hij blijft trouw aan zichzelf ook als dit betekent dat hij van de school van architectuur wordt gestuurd, weinig opdrachten binnenhaalt, bij tijd en wijle bijna aan de bedelstaf raakt en zich genoodzaakt ziet in een steengroeve te werken om in zijn levensonderhoud te voorzien en zelfs moet toezien hoe een bijna door hem voltooid bouwwerk te gronde wordt gericht door de opdrachtgever. Roark weigert zich aan te passen. Als de decaan van z’n opleiding hem tijdens een gesprek over zijn opleiding vraagt ‘Do you mean to tell me that you're thinking seriously of building that way, when and if you are an architect?’, beaamt Roark dat. Op de vraag ‘my dear fellow, who will let you?’, antwoordt Roark zelfverzekerd: ‘That's not the point. The point is, who will stop me?’6
In 1957 wist Rand het succes van The Fountainhead te evenaren met haar vuistdikke roman Atlas Shrugged. Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1957 – de eerste druk bestond uit 100.000 exemplaren en sedertdien werden wereldwijd meer dan zeven miljoen exemplaren verkocht – en zou tevens haar laatste roman worden. Vandaag de dag wordt de roman meer dan eens gezien als de bijbel van de libertariërs. Opnieuw richt Rand zich in haar roman, die zowel een utopie als dystopie is, tegen collectivistisch overheidsbeleid. Het zijn de ondernemers die de economie draaiende houden en daarbij al te zeer worden gehinderd door de collectivistische neigingen van de overheid. Zodra ondernemers – de dragers van de economie – gaan staken, verdwijnt het fundament onder de economie en stort deze ineen. Collectivisme richt aldus de maatschappij te gronde. De rol van de overheid dient beperkt te blijven tot het garanderen van veiligheid.
Met haar romans legde Rand de basis voor haar filosofie, een stroming die zij het objectivisme noemde. Het objectivisme beschouwt de mens als een heroïsch wezen. Het hoogste ethische doel ligt voor mensen in het nastreven van het eigen geluk, waarbij de rede als enige leidraad fungeert. De invulling van het eigen geluk laat Rand uiteindelijk toch niet helemaal aan het individu over, want productieve prestatie wordt binnen het objectivisme als de nobelste activiteit gezien, een activiteit die niet belemmerd mag worden door collectief ingrijpen.
Aan de basis van het objectivisme ligt de individuele vrijheid, die bij Rand welhaast absoluut is. Iedere vorm van dwang is uit den boze, tenzij deze dwang als vergelding wordt gebruikt tegen degenen die dwang initieerden, cq de individuele vrijheid van anderen belemmerden. Voor Rand zijn veiligheid – binnenlands (politie) en buitenlands (defensie) – en rechtspraak de enige taken die overheid toekomen. In feite pleit zij daarmee voor een nachtwakersstaat. Bovendien meent Rand dat een meerderheid nooit de vrijheden van een minderheid mag inperken, enkel en alleen op basis van die meerderheid. Het gaat immers om individuele rechten, waarbij daadwerkelijk ieder individu telt. ‘Do not make the mistake of the ignorant who think that an individualist is a man who ways: “I’ll do as I please at everybody else’s expense.” An individualist is a man who recognizes the inalienable individual rights of man – his own and those of others. An individualist is a man who says: “I will not run anyone’s life – nor let anyone run mine”.7
[1] Rand gebruikte het pseudoniem al eerder incidenteel. Er zijn brieven bekend uit haar studietijd in Rusland die zij ondertekende met ‘Rand’.
[2] ‘What is the origin of ‘Rand’?’ op: http://www.aynrand.org/site/PageServer?pagename=about_ayn_rand_faq_index2#ar_q3b.
[3] Ibidem, p. xv.
[4] Ibidem, p. 166.
[5] Ayn Rand, Anthem, New York, 2007.
[6] Ayn Rand, The Fountainhead, New York, 1996, pp. 22-23.
[7] The Ayn Rand Lexicon. Objectivism from A to Z, New York, 1986, p. 218.