1938
2002

Robert Nozick

Libertarische filosoof
Liberaal

A
A

Hoogleraar filosofie Robert Nozick beschikte in Harvard over een kamer aan dezelfde gang als John Rawls en werd met de publicatie van Anarchy, State and Utopia in 1974 de belangrijkste filosofische opponent van Rawls. Rawls vond een zekere herverdeling van middelen in een maatschappij gerechtvaardigd, aangezien talenten, zoals een hoge intelligentie, niet verdiend zijn. Ongelijkheid in welvaart was volgens Rawls enkel te rechtvaardigen wannneer startkansen gelijk zijn en wanneer ongelijkheid mede in het voordeel van de minstbedeelden uitvalt. Alle ruimte dus voor de overheid om via sociale wetgeving fors te corrigeren wanneer niet aan deze criteria wordt voldaan.

Nozick neemt afstand van dit soort herverdelingsdenken. Hervedeling wordt volgens hem door velen gezien als iets dat vanzelfsprekend nagestreefd moet worden, waarbij de enige vraag nog rest hoe en op welke gronden die rechtvaardige herverdeling er dan uitziet. Maar herverdeling is volgens Nozick helemaal geen ‘neutrale term’. Moeten we middelen überhaupt opnieuw verdelen, vraagt de libertariër Nozick zich af. Is enige vorm van herverdeling gerechtvaardigd?

Nee, is de stellige conclusie van Nozick. Althans, niet in de zin van een staat die de macht claimt over iemands eigendommen en ze vervolgens via een bepaald moreel principe herverdeelt. In een vrije maatschappij is de enige manier waarop middelen aan een ander kunnen worden overgedragen via een gift of vrijwillige transactie, vindt Nozick. Daarbij is het van belang dat die transactie op eerlijke wijze, en bijvoorbeeld niet door fraude, geweld of diefstal, tot stand is gekomen. Is dat wel het geval, dan dient er rectificatie plaats te vinden.

Wilt Chamberlain

Met andere woorden: wat betreft het vraagstuk van een rechtvaardige verdeling moet er volgens Nozick niet worden gekeken naar wat en hoeveel mensen hebben, maar naar hoe iets is verkregen. Hij wijst theorieën die uitgaan van een bepaalde abstracte morele doelstelling (‘iedereen behoort evenveel inkomsten te hebben’) dan ook af. Zijn kritiek op deze theorieën illustreert hij met een verhaal over Wilt Chamberlain:

Stel u voor dat uw favoriete rechtvaardige verdeling, zeg inkomens­gelijkheid, gerealiseerd is. U bevindt zich dan in een naar uw idee rechtvaardige samenleving waarin alle burgers even­veel verdienen. Nu is de beroemde Amerikaanse basketbalspeler Wilt Chamberlain op zoek naar een nieuwe club. Hij sluit een contract met een sportclub, waarin is afgesproken dat mensen die hem willen zien spelen naast hun toegangs­kaartje 25 cent extra moeten betalen. Dit geld komt terecht in een aparte box voor Chamberlain. De toeschouwers hebben die 25 cent graag voor hem over. In een seizoen komen er een miljoen enthousiaste toeschouwers en Chamberlain verdient in een seizoen dus 250.000 dollar, en heeft dus opeens veel meer geld dan de bedoeling was gezien het ideaal van gelijkheid in inkomen.

Is dit dan onrechtvaardig? Deze mensen hebben toch simpelweg vanuit een ‘rechtvaardige’ verdeling – iedereen heeft gelijke inkomsten – een vrijwillige handeling verricht met hun geld? Zij waren immers blij het geld aan Chamberlain af te staan om hem te kunnen zien. Ook de club en Wilt Chamberlain waren tevreden met de afspraak. Kennelijk, concludeert Nozick, kunnen dit soort morele doelstellingen (gelijke inkomsten voor iedereen) dus enkel worden gehandhaafd door een voortdurend ingrijpen van bovenaf in de vrije keuzes van mensen.

Dit staat haaks op het ideaal van Nozick van autonome individuen die in vrijheid kunnen beschikken over zichzelf en hun middelen. Het idee dat fundamenteel is voor Nozick is dat van self-ownership. In navolging van John Locke kent Nozick natuurlijke, onvervreemdbare rechten toe aan individuen, waarbij Nozick de radicale conclusie trekt dat mensen eigenaar van zichzelf zijn. Anders dan bij Rawls, vindt Nozick dan ook dat niemand, dus ook geen staat, aanspraak kan maken op de opbrengst van iemands inzet en talenten. Ook al zijn jouw talenten helemaal geen verdienste, dat maakt de vruchten van jouw talent nog niet tot collectief bezit, vindt Nozick. Je talenten zijn immers van jou en alles wat je daarmee bereikt, is dan ook van jezelf. Daarmee zet Nozick de deur open voor grote inkomensverschillen, die in zijn ogen dan ook niet problematisch zijn.

De minimale staat

Is er dan überhaupt wel plaats voor een overheid in Nozicks theorie, kun je je afvragen. Ja die is er, maar slechts minimaal. Nozick werkt in zijn Anarchy, State and Utopia het idee uit van een minimale staat die, anders dan via een ‘sociaal contract’ tussen burgers en staat, vanzelf stapsgewijs ontstaat, en daarmee zonder schending van individuele rechten tot stand komt. Deze minimale staat beperkt zich tot de bescherming van burgers tegen geweld, diefstal, fraude, en doet contracten naleven. Een staat die meer doet dan dat en middelen van individuen gaat herverdelen om allerlei collectieve doelen te bereiken, maakt volgens Nozick inbreuk op de individuele rechten van mensen. Belastingheffing is in de ogen van Nozick dan ook net zoiets als diefstal of dwangarbeid.

Hoewel voor de meeste liberalen de libertariër Nozick te ver gaat met zijn minimale staat die niet mag zorgen voor bijvoorbeeld de aanleg van dijken, onderwijs, armoedebestrijding of gezondheidszorg, is zijn grondhouding – de mens is eigenaar van zichzelf en geen collectief bezit – een relevante invalshoek voor liberalen. Nozick hecht een sterke waarde aan het individu. Het dwingt tot nadenken waarom, en in welke gevallen, de overheid eigenlijk inbreuk mag maken op personen en hun eigendommen.

Hoogleraar filosofie Robert Nozick beschikte in Harvard over een kamer aan dezelfde gang als John Rawls en werd met de publicatie van Anarchy, State and Utopia in 1974 de belangrijkste filosofische opponent van Rawls. Rawls vond een zekere herverdeling van middelen in een maatschappij gerechtvaardigd, aangezien talenten, zoals een hoge intelligentie, niet verdiend zijn. Ongelijkheid in welvaart was volgens Rawls enkel te rechtvaardigen wannneer startkansen gelijk zijn en wanneer ongelijkheid mede in het voordeel van de minstbedeelden uitvalt. Alle ruimte dus voor de overheid om via sociale wetgeving fors te corrigeren wanneer niet aan deze criteria wordt voldaan.

Nozick neemt afstand van dit soort herverdelingsdenken. Hervedeling wordt volgens hem door velen gezien als iets dat vanzelfsprekend nagestreefd moet worden, waarbij de enige vraag nog rest hoe en op welke gronden die rechtvaardige herverdeling er dan uitziet. Maar herverdeling is volgens Nozick helemaal geen ‘neutrale term’. Moeten we middelen überhaupt opnieuw verdelen, vraagt de libertariër Nozick zich af. Is enige vorm van herverdeling gerechtvaardigd?

Nee, is de stellige conclusie van Nozick. Althans, niet in de zin van een staat die de macht claimt over iemands eigendommen en ze vervolgens via een bepaald moreel principe herverdeelt. In een vrije maatschappij is de enige manier waarop middelen aan een ander kunnen worden overgedragen via een gift of vrijwillige transactie, vindt Nozick. Daarbij is het van belang dat die transactie op eerlijke wijze, en bijvoorbeeld niet door fraude, geweld of diefstal, tot stand is gekomen. Is dat wel het geval, dan dient er rectificatie plaats te vinden.

Wilt Chamberlain

Met andere woorden: wat betreft het vraagstuk van een rechtvaardige verdeling moet er volgens Nozick niet worden gekeken naar wat en hoeveel mensen hebben, maar naar hoe iets is verkregen. Hij wijst theorieën die uitgaan van een bepaalde abstracte morele doelstelling (‘iedereen behoort evenveel inkomsten te hebben’) dan ook af. Zijn kritiek op deze theorieën illustreert hij met een verhaal over Wilt Chamberlain:

Stel u voor dat uw favoriete rechtvaardige verdeling, zeg inkomens­gelijkheid, gerealiseerd is. U bevindt zich dan in een naar uw idee rechtvaardige samenleving waarin alle burgers even­veel verdienen. Nu is de beroemde Amerikaanse basketbalspeler Wilt Chamberlain op zoek naar een nieuwe club. Hij sluit een contract met een sportclub, waarin is afgesproken dat mensen die hem willen zien spelen naast hun toegangs­kaartje 25 cent extra moeten betalen. Dit geld komt terecht in een aparte box voor Chamberlain. De toeschouwers hebben die 25 cent graag voor hem over. In een seizoen komen er een miljoen enthousiaste toeschouwers en Chamberlain verdient in een seizoen dus 250.000 dollar, en heeft dus opeens veel meer geld dan de bedoeling was gezien het ideaal van gelijkheid in inkomen.

Is dit dan onrechtvaardig? Deze mensen hebben toch simpelweg vanuit een ‘rechtvaardige’ verdeling – iedereen heeft gelijke inkomsten – een vrijwillige handeling verricht met hun geld? Zij waren immers blij het geld aan Chamberlain af te staan om hem te kunnen zien. Ook de club en Wilt Chamberlain waren tevreden met de afspraak. Kennelijk, concludeert Nozick, kunnen dit soort morele doelstellingen (gelijke inkomsten voor iedereen) dus enkel worden gehandhaafd door een voortdurend ingrijpen van bovenaf in de vrije keuzes van mensen.

Dit staat haaks op het ideaal van Nozick van autonome individuen die in vrijheid kunnen beschikken over zichzelf en hun middelen. Het idee dat fundamenteel is voor Nozick is dat van self-ownership. In navolging van John Locke kent Nozick natuurlijke, onvervreemdbare rechten toe aan individuen, waarbij Nozick de radicale conclusie trekt dat mensen eigenaar van zichzelf zijn. Anders dan bij Rawls, vindt Nozick dan ook dat niemand, dus ook geen staat, aanspraak kan maken op de opbrengst van iemands inzet en talenten. Ook al zijn jouw talenten helemaal geen verdienste, dat maakt de vruchten van jouw talent nog niet tot collectief bezit, vindt Nozick. Je talenten zijn immers van jou en alles wat je daarmee bereikt, is dan ook van jezelf. Daarmee zet Nozick de deur open voor grote inkomensverschillen, die in zijn ogen dan ook niet problematisch zijn.

De minimale staat

Is er dan überhaupt wel plaats voor een overheid in Nozicks theorie, kun je je afvragen. Ja die is er, maar slechts minimaal. Nozick werkt in zijn Anarchy, State and Utopia het idee uit van een minimale staat die, anders dan via een ‘sociaal contract’ tussen burgers en staat, vanzelf stapsgewijs ontstaat, en daarmee zonder schending van individuele rechten tot stand komt. Deze minimale staat beperkt zich tot de bescherming van burgers tegen geweld, diefstal, fraude, en doet contracten naleven. Een staat die meer doet dan dat en middelen van individuen gaat herverdelen om allerlei collectieve doelen te bereiken, maakt volgens Nozick inbreuk op de individuele rechten van mensen. Belastingheffing is in de ogen van Nozick dan ook net zoiets als diefstal of dwangarbeid.

Hoewel voor de meeste liberalen de libertariër Nozick te ver gaat met zijn minimale staat die niet mag zorgen voor bijvoorbeeld de aanleg van dijken, onderwijs, armoedebestrijding of gezondheidszorg, is zijn grondhouding – de mens is eigenaar van zichzelf en geen collectief bezit – een relevante invalshoek voor liberalen. Nozick hecht een sterke waarde aan het individu. Het dwingt tot nadenken waarom, en in welke gevallen, de overheid eigenlijk inbreuk mag maken op personen en hun eigendommen.

Lees verder

Beaufort, F. de, van Schie, P., Het Liberalenboek, 2011

Cliteur, P.B. en G.A. van der List, Filosofen van het hedendaags liberalisme, 1990 (hoofdstuk over Nozick door J. Oversloot)

Nozick, R., Anarchy, State and Utopia, 1974

Meer lezen?

Ook in liberalen