''Sapere aude! Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!'' is het levensmotto van de Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant. Hij werd geboren op 22 april 1724 als vierde in een gezin van negen kinderen in de toenmalige Pruisische stad Köningsberg, tegenwoordig Kaliningrad in Rusland. Hoewel hij binnen de filosofie een ‘Copernicaanse ommekeer’ heeft veroorzaakt, staat Kant bekend om zijn 'saaie’ leven. Hij bleef zijn hele leven wonen in Köningsberg en verliet zijn geboorteplaats nooit. Hij leidde zijn leven met ijzeren discipline en stiptheid. Zo had hij een strak week- en dagschema dat hij bijna op de minuut aan naleefde. Zijn grootste passies waren wiskunde, logica en wetenschap, maar in zijn studententijd was Kant ook een getalenteerd kaartspeler en speelde hij vaak biljart.
Vanaf jonge leeftijd was Kant al ijverig en leergierig. Een plaatselijke dominee viel dit op en zorgde ervoor dat hij op z'n achtste jaar naar een Latijnse school kon gaan, genaamd het Collegium Fridericianum. Dit was een strenge, religieuze school waar de focus lag op het breken van de eigen wil van het kind. Kant keek met afschuw terug op deze school; toen was hij al bezig met zijn hoofdthema van zijn latere werken, namelijk de autonomie van de mens. Op zijn zestiende studeerde hij theologie, filosofie, wiskunde en natuurkunde aan de Universiteit van Köningsberg. In 1746, toen Kant 22 jaar was, studeerde hij af en werd zijn beroep huisonderwijzer. Dit bleef hij doen totdat hij in 1755 gepromoveerd werd op een in het Latijn geschreven proefschrift, namelijk Principiorum primorum cognitionis metaphysicae, ofwel Een nieuw licht op de eerste principes van alle matafysische kennis. Dit opende de weg naar een academische- en schrijfcarrière, want vanaf 1760, toen hij eind dertig was, begon hij met het schrijven van boeken. Hij schreef onder andere over kosmologie, vuur en metafysica. Vanaf 1770 werkte Kant als hoogleraar Logica en metafysica. Na zijn vijftigste ontwikkelde Kant zijn eigen metafysische filosofie.
De drie Kritieken
Kant leefde tijdens de Verlichting: een periode in de 18e eeuw waarin een stroming van intellectuelen opkwam in Europa die streefden naar het gebruik van de rede en filosofie en het star aanhouden aan tradities en bijgeloof bestreden. Kant was ook een intellectueel die zich bij deze stroming voegde. Hij omschreef de Verlichting zelf als volgt: ''Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft''. Zijn levensmotto was dan ook: ''Sapere aude!'', ofwel ''Durf te denken!''. Aan hem danken we het idee van de autonome mens: de mens die zich niet onmondig laat leiden door een ander, maar zelf nadenkt. Maar hij wees in zijn werken ook op de grenzen van het menselijk verstand. In zijn beroemde Kritieken onderzocht Kant de werking van ons verstand en de grenzen van ons kenvermogen. Dit driedelige werk bestaat uit Kritik der reinen Vernunft (1781), Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik der Urteilskraft (1790) Hij nam hierin volledig afscheid van religie en ontwikkelde een nieuwe fysica die twee denkstromingen met elkaar verbindt, namelijk rationalisme en empirisme.
Rationalisme en empirisme
Kant gaf in zijn werk antwoord op de vraag of er aangeboren ideeën bestaan. Filosofen dachten lange tijd dat men kennis over de werkelijkheid bezat die aangeboren is en uit de rede stamt, maar niet vanuit de ervaring komt. Dit worden a priori ideeën genoemd. Bijvoorbeeld uitspraken over het bestaan van God of over de sterfelijkheid van de ziel. Kant zag dit slechts als speculatie, omdat deze ideeën niet kijken naar de zintuiglijke ervaring van de mens. Newton had echter aangetoond dat die zintuiglijke ervaringen bepaald worden door natuurwetten. Twee stromingen staan hier dus tegenover elkaar, namelijk het rationalisme en empirisme. Rationalisten vertrouwen op de rede en beschouwen wetmatigheden als de basis van kennis. Daartegenover staan empiristen die uitgaan van de ervaring als kennisbron van de mens. De mens beschouwen zij als een blanco blad dat door ervaring wordt beschreven. Kant deed een poging om deze twee tegengestelde stromingen te verbinden. Dit deed hij door te stellen dat kennis vanuit de rede wel overeenkomt met de werkelijkheid, maar dat dat alleen kwam doordat het menselijk verstand die werkelijkheid structureerde. Zo beschouwt Kant tijd, ruimte en causaliteit (oorzaak-gevolg) als ‘aanschouwingsvormen’ van het menselijk brein. Dit zijn manieren waarop wij de werkelijkheid ervaren. Met onze zintuigen ervaren we dus de wereld en met ons verstand maken we die indrukken tot een logisch geheel. Kant stelde daarmee dat aanschouwingsvormen, waarmee we dingen ervaren, vastliggen als een a priori gegeven in onze rede, waarmee hij een brug slaat tussen beide stromingen.
De autonome mens
Maar hoe zit het dan met die menselijke autonomie? Wetenschappers laten ons zien hoe lichamelijke factoren en omgevingsfactoren het gedrag van de mens bepalen. Dus waarom zouden we nog spreken van autonomie? Kant gaat een stap verder. Hij komt tot de conclusie dat onze rede ons tegenhoudt om verantwoordelijkheid voor ons gedrag af te schuiven. Daarom kunnen we veronderstellen dat we vrij zijn. Een vrij mens kan immers bij zichzelf nagaan of zijn of haar gedrag moreel rechtvaardig is. Kants idee van vrijheid is dus niet 'doen waar je zin in hebt', maar vrijheid gaat in zijn ogen om autonomie, ofwel letterlijk: zelfbepaling. De mens handelt volgens hem naar een categorisch imperatief: een morele wet die de mens in zichzelf draagt. Door deze wet verplicht een mens zichzelf om zich goed te gedragen en weet dat hij of zij niet egoïstisch z'n gang kan gaan en louter doen waar hij of zij zin in heeft. Als iedereen dat zou doen, gaat dat immers uiteindelijk ten koste van ieders vrijheid. Hierbij heeft Kant een criterium bedacht: ''gedraag je volgens het principe waarvan je zou willen dat het een algemene wet wordt''. Het is bijvoorbeeld niet goed om te stelen, omdat als er een algemene regel is dat stelen zou mogen dit zou resulteren in een chaotische wereld die wij als mensen niet willen.
Kants politieke filosofie
Naast zijn Kritieken schreef Kant ook politieke geschriften. Zijn Kritieken vormen de basis voor deze werken, zoals Idee zur einer allgemeinen Geschichte in Weltbürgerlicher Absicht uit 1784 en Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf uit 1795. Kants ideeën over de autonome mens als zelf-bepaler hebben grote invloed op hoe hij kijkt naar recht en maatschappij. Burgers zijn in Kants ogen pas vrij wanneer ze bepaalde rechten hebben en er wetten zijn die deze rechten beschermen. Maar hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij is en zonder angst voor lijf en leden kan leven? In de staat vindt hij de perfecte rol om deze wetten op te stellen en de naleving ervan toe te zien. De staat moet dan wel ingericht zijn volgens het republikeins model, dat we tegenwoordig omschrijven als een liberale democratie: een staatsvorm waarin de soevereiniteit uiteindelijk bij het volk ligt, maar politieke beslissingen genomen worden door de gekozen volksvertegenwoordigers. Naast een vrijheid voor burgers door vrije verkiezingen, is er een kleinere kans op oorlogen. Politici vertegenwoordigen namelijk het volk en dat volk wil absoluut geen oorlog, omdat zij het meeste lijden tijdens een oorlog: geweld, verlies van vrijheden, hogere belastingen en economische achteruitgang. Maar voor een eeuwige vrede is meer nodig dan alleen een liberaal-democratische inrichting van de staat. Er is namelijk ook menselijk verkeer tussen staten en niet alleen binnen staten, zoals diplomatieke betrekkingen, internationale handel en migratie. Volgens Kant is daarom wereldburgerschap nodig: een internationale statenbond waarin alle landen ter wereld verenigd zijn. Deze statenbond moet gedragsregels voor de staten zelf en de mensen binnen deze staten opstellen. Deze statenbond moet gedragsregels opstellen voor staten en de mensen binnen deze staten. Kant zag een soort federatie van staten voor zich, waarin een supranationale centrale autoriteit zeggenschap had over de individuele lidstaten. Wanneer een recht binnen één staat wordt geschonden, wordt dit overal ter wereld gevoeld. Op deze manier wilde hij het risico op oorlog voorkomen.
Liberaal
Kant wordt niet vaak benoemd als klassiek liberaal. Maar zowel zijn morele als zijn politieke filosofie draagt een liberaal karakter. Allereerst sluit Kants uitgangspunt van de autonome mens – de mens die morele keuzes maakt zonder beïnvloed te worden door externe autoriteiten (zoals de regering, kerk of gemeenschap) of interne voorkeuren of verlangens – goed aan bij het liberalisme. De autonome mens luistert naar een categorisch imperatief, iemands eigen morele code. Voor Kant is autonomie dus niet slechts een vermogen van de mens, maar meer een verantwoordelijkheid om onze eigen normen na te leven zonder te luisteren naar de verlangens van anderen of onszelf. De voorwaarde die Kant hiervoor heeft opgesteld – we moeten ons houden aan de normen waarvan we willen dat anderen zich hier ook aan houden – moeten we naleven. Hij spreekt hierbij over de menselijke waardigheid door te stellen dat mensen nooit gebruikt mogen worden als middel. Het bestaan van mensen is een doel op zichzelf. Hiermee laat Kant ook het verschil tussen mensen en dingen zien. Iedereen heeft dus dezelfde waardigheid, waardoor we iedereen gelijk moeten behandelen. Als we iemands hulp of medewerking nodig hebben, moeten we diegene met respect behandelen en niet tegen diegene liegen, diegene bedriegen of dwingen tot iets. Ook dit idee van wederzijds en wederkerig respect sluit goed aan bij het liberalisme. Kants politieke filosofie is op zijn morele filosofie gebaseerd: de staat moet zich aan dezelfde morele normen als individuen houden. Zo moet de staat de waardigheid van personen respecteren, hen niet gebruiken als middel tot een bepaald doel en de staat mag alleen staatsdwang gebruiken om de autonomie van individuen te beschermen tegen inmengingen van anderen. Zodoende kunnen individuen hun doelen nastreven met maximale vrijheid. Deze centrale rol van een minimale staat in Kants politieke filosofie is ook een centraal principe van het klassiek liberalisme. Ten slotte was Kant geen voorstander van gedwongen weldoen. Er bestaat volgens hem geen recht op hulp die aangeeft hoeveel hulp iemand aan een ander verschuldigd is. Barmhartigheid moet volgens hem uit de vrije wil van de mens komen in plaats dat iemand door de staat gedwongen wordt dit te doen.
Kant overleed op 12 februari 1804 met als laatste woorden: ''Es ist genug''. Samenvattend staat binnen Kants filosofie autonomie, zelf-wetgeving, van de mens centraal. Zijn ideale samenleving is een vrije samenleving die de individuele burger ruimte biedt om naar eigen inzicht te handelen. Alleen in vrijheid kan men zich namelijk ontplooien en kunnen handel, kunsten en wetenschap bloeien. Kants filosofie draagt dus zeker een liberaal karakter omdat de nadruk zo sterk ligt op vrijheid van de mens. Hij streeft naar een staat die de autonomie van individuen beschermt van inmengingen van elkaar en de staat om hun eigen doelen na te streven, terwijl we anderen helpen wanneer we dat kunnen, op voorwaarde dat we ons niet bemoeien met het recht van anderen om hetzelfde te doen. Zijn filosofie heeft grote invloed gehad op verschillende gebieden. Allereerst legde hij de basis voor een denken waarin de metafysica slechts één manier is om de werkelijkheid te benaderen. Zo schiep hij ruimte voor latere filosofen die een meervoudig wereldbeeld aanhangen en bijvoorbeeld eerder keken naar de praktijk, zoals Karl Popper of Jean-Paul Sartre. Ten tweede maakte Kant de weg voor de autonome, godloze mens die we vandaag de dag kennen. Kortom, Kant behoort tot een van de grote vormgevers van het moderne mensbeeld dat we vandaag de dag kennen.
''Sapere aude! Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!'' is het levensmotto van de Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant. Hij werd geboren op 22 april 1724 als vierde in een gezin van negen kinderen in de toenmalige Pruisische stad Köningsberg, tegenwoordig Kaliningrad in Rusland. Hoewel hij binnen de filosofie een ‘Copernicaanse ommekeer’ heeft veroorzaakt, staat Kant bekend om zijn 'saaie’ leven. Hij bleef zijn hele leven wonen in Köningsberg en verliet zijn geboorteplaats nooit. Hij leidde zijn leven met ijzeren discipline en stiptheid. Zo had hij een strak week- en dagschema dat hij bijna op de minuut aan naleefde. Zijn grootste passies waren wiskunde, logica en wetenschap, maar in zijn studententijd was Kant ook een getalenteerd kaartspeler en speelde hij vaak biljart.
Vanaf jonge leeftijd was Kant al ijverig en leergierig. Een plaatselijke dominee viel dit op en zorgde ervoor dat hij op z'n achtste jaar naar een Latijnse school kon gaan, genaamd het Collegium Fridericianum. Dit was een strenge, religieuze school waar de focus lag op het breken van de eigen wil van het kind. Kant keek met afschuw terug op deze school; toen was hij al bezig met zijn hoofdthema van zijn latere werken, namelijk de autonomie van de mens. Op zijn zestiende studeerde hij theologie, filosofie, wiskunde en natuurkunde aan de Universiteit van Köningsberg. In 1746, toen Kant 22 jaar was, studeerde hij af en werd zijn beroep huisonderwijzer. Dit bleef hij doen totdat hij in 1755 gepromoveerd werd op een in het Latijn geschreven proefschrift, namelijk Principiorum primorum cognitionis metaphysicae, ofwel Een nieuw licht op de eerste principes van alle matafysische kennis. Dit opende de weg naar een academische- en schrijfcarrière, want vanaf 1760, toen hij eind dertig was, begon hij met het schrijven van boeken. Hij schreef onder andere over kosmologie, vuur en metafysica. Vanaf 1770 werkte Kant als hoogleraar Logica en metafysica. Na zijn vijftigste ontwikkelde Kant zijn eigen metafysische filosofie.
De drie Kritieken
Kant leefde tijdens de Verlichting: een periode in de 18e eeuw waarin een stroming van intellectuelen opkwam in Europa die streefden naar het gebruik van de rede en filosofie en het star aanhouden aan tradities en bijgeloof bestreden. Kant was ook een intellectueel die zich bij deze stroming voegde. Hij omschreef de Verlichting zelf als volgt: ''Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft''. Zijn levensmotto was dan ook: ''Sapere aude!'', ofwel ''Durf te denken!''. Aan hem danken we het idee van de autonome mens: de mens die zich niet onmondig laat leiden door een ander, maar zelf nadenkt. Maar hij wees in zijn werken ook op de grenzen van het menselijk verstand. In zijn beroemde Kritieken onderzocht Kant de werking van ons verstand en de grenzen van ons kenvermogen. Dit driedelige werk bestaat uit Kritik der reinen Vernunft (1781), Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik der Urteilskraft (1790) Hij nam hierin volledig afscheid van religie en ontwikkelde een nieuwe fysica die twee denkstromingen met elkaar verbindt, namelijk rationalisme en empirisme.
Rationalisme en empirisme
Kant gaf in zijn werk antwoord op de vraag of er aangeboren ideeën bestaan. Filosofen dachten lange tijd dat men kennis over de werkelijkheid bezat die aangeboren is en uit de rede stamt, maar niet vanuit de ervaring komt. Dit worden a priori ideeën genoemd. Bijvoorbeeld uitspraken over het bestaan van God of over de sterfelijkheid van de ziel. Kant zag dit slechts als speculatie, omdat deze ideeën niet kijken naar de zintuiglijke ervaring van de mens. Newton had echter aangetoond dat die zintuiglijke ervaringen bepaald worden door natuurwetten. Twee stromingen staan hier dus tegenover elkaar, namelijk het rationalisme en empirisme. Rationalisten vertrouwen op de rede en beschouwen wetmatigheden als de basis van kennis. Daartegenover staan empiristen die uitgaan van de ervaring als kennisbron van de mens. De mens beschouwen zij als een blanco blad dat door ervaring wordt beschreven. Kant deed een poging om deze twee tegengestelde stromingen te verbinden. Dit deed hij door te stellen dat kennis vanuit de rede wel overeenkomt met de werkelijkheid, maar dat dat alleen kwam doordat het menselijk verstand die werkelijkheid structureerde. Zo beschouwt Kant tijd, ruimte en causaliteit (oorzaak-gevolg) als ‘aanschouwingsvormen’ van het menselijk brein. Dit zijn manieren waarop wij de werkelijkheid ervaren. Met onze zintuigen ervaren we dus de wereld en met ons verstand maken we die indrukken tot een logisch geheel. Kant stelde daarmee dat aanschouwingsvormen, waarmee we dingen ervaren, vastliggen als een a priori gegeven in onze rede, waarmee hij een brug slaat tussen beide stromingen.
De autonome mens
Maar hoe zit het dan met die menselijke autonomie? Wetenschappers laten ons zien hoe lichamelijke factoren en omgevingsfactoren het gedrag van de mens bepalen. Dus waarom zouden we nog spreken van autonomie? Kant gaat een stap verder. Hij komt tot de conclusie dat onze rede ons tegenhoudt om verantwoordelijkheid voor ons gedrag af te schuiven. Daarom kunnen we veronderstellen dat we vrij zijn. Een vrij mens kan immers bij zichzelf nagaan of zijn of haar gedrag moreel rechtvaardig is. Kants idee van vrijheid is dus niet 'doen waar je zin in hebt', maar vrijheid gaat in zijn ogen om autonomie, ofwel letterlijk: zelfbepaling. De mens handelt volgens hem naar een categorisch imperatief: een morele wet die de mens in zichzelf draagt. Door deze wet verplicht een mens zichzelf om zich goed te gedragen en weet dat hij of zij niet egoïstisch z'n gang kan gaan en louter doen waar hij of zij zin in heeft. Als iedereen dat zou doen, gaat dat immers uiteindelijk ten koste van ieders vrijheid. Hierbij heeft Kant een criterium bedacht: ''gedraag je volgens het principe waarvan je zou willen dat het een algemene wet wordt''. Het is bijvoorbeeld niet goed om te stelen, omdat als er een algemene regel is dat stelen zou mogen dit zou resulteren in een chaotische wereld die wij als mensen niet willen.
Kants politieke filosofie
Naast zijn Kritieken schreef Kant ook politieke geschriften. Zijn Kritieken vormen de basis voor deze werken, zoals Idee zur einer allgemeinen Geschichte in Weltbürgerlicher Absicht uit 1784 en Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf uit 1795. Kants ideeën over de autonome mens als zelf-bepaler hebben grote invloed op hoe hij kijkt naar recht en maatschappij. Burgers zijn in Kants ogen pas vrij wanneer ze bepaalde rechten hebben en er wetten zijn die deze rechten beschermen. Maar hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij is en zonder angst voor lijf en leden kan leven? In de staat vindt hij de perfecte rol om deze wetten op te stellen en de naleving ervan toe te zien. De staat moet dan wel ingericht zijn volgens het republikeins model, dat we tegenwoordig omschrijven als een liberale democratie: een staatsvorm waarin de soevereiniteit uiteindelijk bij het volk ligt, maar politieke beslissingen genomen worden door de gekozen volksvertegenwoordigers. Naast een vrijheid voor burgers door vrije verkiezingen, is er een kleinere kans op oorlogen. Politici vertegenwoordigen namelijk het volk en dat volk wil absoluut geen oorlog, omdat zij het meeste lijden tijdens een oorlog: geweld, verlies van vrijheden, hogere belastingen en economische achteruitgang. Maar voor een eeuwige vrede is meer nodig dan alleen een liberaal-democratische inrichting van de staat. Er is namelijk ook menselijk verkeer tussen staten en niet alleen binnen staten, zoals diplomatieke betrekkingen, internationale handel en migratie. Volgens Kant is daarom wereldburgerschap nodig: een internationale statenbond waarin alle landen ter wereld verenigd zijn. Deze statenbond moet gedragsregels voor de staten zelf en de mensen binnen deze staten opstellen. Deze statenbond moet gedragsregels opstellen voor staten en de mensen binnen deze staten. Kant zag een soort federatie van staten voor zich, waarin een supranationale centrale autoriteit zeggenschap had over de individuele lidstaten. Wanneer een recht binnen één staat wordt geschonden, wordt dit overal ter wereld gevoeld. Op deze manier wilde hij het risico op oorlog voorkomen.
Liberaal
Kant wordt niet vaak benoemd als klassiek liberaal. Maar zowel zijn morele als zijn politieke filosofie draagt een liberaal karakter. Allereerst sluit Kants uitgangspunt van de autonome mens – de mens die morele keuzes maakt zonder beïnvloed te worden door externe autoriteiten (zoals de regering, kerk of gemeenschap) of interne voorkeuren of verlangens – goed aan bij het liberalisme. De autonome mens luistert naar een categorisch imperatief, iemands eigen morele code. Voor Kant is autonomie dus niet slechts een vermogen van de mens, maar meer een verantwoordelijkheid om onze eigen normen na te leven zonder te luisteren naar de verlangens van anderen of onszelf. De voorwaarde die Kant hiervoor heeft opgesteld – we moeten ons houden aan de normen waarvan we willen dat anderen zich hier ook aan houden – moeten we naleven. Hij spreekt hierbij over de menselijke waardigheid door te stellen dat mensen nooit gebruikt mogen worden als middel. Het bestaan van mensen is een doel op zichzelf. Hiermee laat Kant ook het verschil tussen mensen en dingen zien. Iedereen heeft dus dezelfde waardigheid, waardoor we iedereen gelijk moeten behandelen. Als we iemands hulp of medewerking nodig hebben, moeten we diegene met respect behandelen en niet tegen diegene liegen, diegene bedriegen of dwingen tot iets. Ook dit idee van wederzijds en wederkerig respect sluit goed aan bij het liberalisme. Kants politieke filosofie is op zijn morele filosofie gebaseerd: de staat moet zich aan dezelfde morele normen als individuen houden. Zo moet de staat de waardigheid van personen respecteren, hen niet gebruiken als middel tot een bepaald doel en de staat mag alleen staatsdwang gebruiken om de autonomie van individuen te beschermen tegen inmengingen van anderen. Zodoende kunnen individuen hun doelen nastreven met maximale vrijheid. Deze centrale rol van een minimale staat in Kants politieke filosofie is ook een centraal principe van het klassiek liberalisme. Ten slotte was Kant geen voorstander van gedwongen weldoen. Er bestaat volgens hem geen recht op hulp die aangeeft hoeveel hulp iemand aan een ander verschuldigd is. Barmhartigheid moet volgens hem uit de vrije wil van de mens komen in plaats dat iemand door de staat gedwongen wordt dit te doen.
Kant overleed op 12 februari 1804 met als laatste woorden: ''Es ist genug''. Samenvattend staat binnen Kants filosofie autonomie, zelf-wetgeving, van de mens centraal. Zijn ideale samenleving is een vrije samenleving die de individuele burger ruimte biedt om naar eigen inzicht te handelen. Alleen in vrijheid kan men zich namelijk ontplooien en kunnen handel, kunsten en wetenschap bloeien. Kants filosofie draagt dus zeker een liberaal karakter omdat de nadruk zo sterk ligt op vrijheid van de mens. Hij streeft naar een staat die de autonomie van individuen beschermt van inmengingen van elkaar en de staat om hun eigen doelen na te streven, terwijl we anderen helpen wanneer we dat kunnen, op voorwaarde dat we ons niet bemoeien met het recht van anderen om hetzelfde te doen. Zijn filosofie heeft grote invloed gehad op verschillende gebieden. Allereerst legde hij de basis voor een denken waarin de metafysica slechts één manier is om de werkelijkheid te benaderen. Zo schiep hij ruimte voor latere filosofen die een meervoudig wereldbeeld aanhangen en bijvoorbeeld eerder keken naar de praktijk, zoals Karl Popper of Jean-Paul Sartre. Ten tweede maakte Kant de weg voor de autonome, godloze mens die we vandaag de dag kennen. Kortom, Kant behoort tot een van de grote vormgevers van het moderne mensbeeld dat we vandaag de dag kennen.
P.B. Cliteur, A.A.M. Kinneging en G.A. van der List (red.), Filosofen van het klassieke liberalisme (hoofdstuk over Immanuel Kant geschreven door C.E. Smith), Den Haag, 1993.
De Republikein, Aartsvaders van de democratie: De vredestichter, 2010.
Historiek, Immanuel Kant (1724-1804) - Duitse Verlichtingsfilosoof. URL: https://historiek.net/immanuel-kant-verlichtingsfilosoof/65841/#:~:text=De%20wijsgeer%20Immanuel%20Kant%20(1724,Kritiek%20van%20de%20zuivere%20rede.
I. Kant, Kritik der reinen Vernunft, 1781.
I. Kant, Kritik der praktischen Vernunft, 1788.
I. Kant, Kritik der Urteilskraft, 1790.
M. White, Defending Kant’s Classical Liberalism, 2016. URL: https://www.cato-unbound.org/2016/10/10/mark-d-white/defending-kants-classical-liberalism/