Hugo de Groot, ook bekend onder zijn Latijnse naam Hugo Grotius, is één van de grondleggers van het internationaal recht. Met zijn werken Mare Liberum en De iure belli ac pacis stond hij aan de basis van het internationaal publiekrecht, ook wel het volkenrecht genoemd, dat zich van oorsprong bezighield met het regelen van de rechtsverhoudingen tussen staten.
Hugo de Groot is geboren in Delft als zoon van de invloedrijke en geleerde patriciër Jan de Groot. Zodoende groeide Hugo op in een uitzonderlijk netwerk van juristen, politici en schrijvers, waar onder andere ook Johan van Oldenbarnevelt en Joost van den Vondel deel van uitmaakten. Op elfjarige leeftijd begon de jonge Hugo al te studeren aan Universiteit Leiden. Hier leerde hij de (latere stadhouder) prins Frederik Hendrik kennen. Op zestienjarige leeftijd werd hij beëdigd als advocaat. Hij bleef echter een bijzondere liefde houden voor de academische wereld en weet via zijn invloedrijke kennis, de hofprediker Johannes Wtenbogaert, de positie van geschiedschrijver van de Staten-Generaal te bemachtigen. Dit bleek een opstapje naar meerdere hoge magistraatsfuncties, zoals advocaat-fiscalist aan het Hof, lid van de Staten van Holland, en de facto rechterhand van Van Oldenbarnevelt.
In 1609 publiceerde hij in deze hoedanigheid Mare Liberum (De vrije zee). Hierin stelde De Groot dat de zee van iedereen was: geen land mag de zee aan zichzelf toe-eigenen. Uit de natuur volgt volgens De Groot dat de zee vrij is en gemeenschappelijk gebruikt moet kunnen worden. Dit werk werd nog tot 1994, toen het VN-zeerechtverdrag in werking trad, aangehaald om het recht op zee, zoals de vrije toegang tot de zeeën, te bepleiten.
Na de machtsstrijd tussen Van Oldenbarnevelt en prins Maurits van Nassau werd het De Groot verweten dat hij de verkeerde kant had gekozen. Op bevel van de rechtbank en prins Maurits werd hij in 1618 veroordeeld tot levenslange opsluiting. Zijn ontsnapping uit slot Loevestein, drie jaar later, is vele Nederlanders welbekend: De Groot wist zich te verstoppen in een boekenkist en zodoende via Gorinchem en Antwerpen te vluchten naar Frankrijk. Daar schreef hij zijn beroemde werk De iure belli ac pacis (1625), ofwel ‘Over het recht van oorlog en vrede’.
In De iure belli ac pacis is een juridisch meesterwerk dat tevens breekt met de heersende rechtsopvatting van die tijd, namelijk van een godsdienstige grondslag naar natuurrecht: recht dat altijd en overal geldt en (via de menselijke rede) afgeleid kan worden uit de natuur. Het recht op zelfbehoud kwam volgens De Groot bijvoorbeeld voort uit de natuur. Hij seculariseerde hiermee de opvatting over het recht, daar hij stelde dat natuurrecht ook zou bestaan zonder een God. Deze herziening van het recht was ook de kiem voor latere grote denkers zoals onder andere de liberaal John Locke, die in natuurlijke, onvervreemdbare rechten van mensen dacht.
De Groot maakt in De iure belli ac pacis, zoals ook de titel duidelijk maakt, onderscheid tussen het recht dat geldt ten tijde van vrede en het recht dat geldt ten tijde van oorlog. Voornamelijk hield hij zich bezig met vraagstukken rondom oorlog, zoals de vraag wanneer het gerechtvaardigd is om oorlog te voeren en de vraag wat voor handelingen er in zo’n oorlog voor de strijdende partijen gerechtvaardigd zijn. Zo is volgens De Groot oorlog slechts in een beperkt aantal gevallen legitiem, daar het een basis had in het natuurrecht. Zo was in zijn ogen bijvoorbeeld oorlog uit zelfverdediging of als het tot doel had eigendommen te herstellen, gerechtvaardigd.
De Groot probeerde bovendien een middenweg te vinden tussen het denken dat alle militaire methoden geoorloofd zijn in een oorlog en het denken dat niets is geoorloofd. In een oorlog die een legitieme reden had mocht veel, maar verkrachting mocht in zijn ogen bijvoorbeeld niet. Ook maakte De Groot duidelijk dat zelfs als oorlogshandelingen gerechtvaardigd zijn, het niet altijd moreel juist of prudent is deze in te zetten. Hij pleitte voor gematigdheid en keerde zich bijvoorbeeld tegen onnodig bloedvergieten. Met dit werk heeft De Groot een belangrijke bijdrage geleverd aan het juridische en ethische denken over internationale oorlogsvoering.
Hugo de Groot, ook bekend onder zijn Latijnse naam Hugo Grotius, is één van de grondleggers van het internationaal recht. Met zijn werken Mare Liberum en De iure belli ac pacis stond hij aan de basis van het internationaal publiekrecht, ook wel het volkenrecht genoemd, dat zich van oorsprong bezighield met het regelen van de rechtsverhoudingen tussen staten.
Hugo de Groot is geboren in Delft als zoon van de invloedrijke en geleerde patriciër Jan de Groot. Zodoende groeide Hugo op in een uitzonderlijk netwerk van juristen, politici en schrijvers, waar onder andere ook Johan van Oldenbarnevelt en Joost van den Vondel deel van uitmaakten. Op elfjarige leeftijd begon de jonge Hugo al te studeren aan Universiteit Leiden. Hier leerde hij de (latere stadhouder) prins Frederik Hendrik kennen. Op zestienjarige leeftijd werd hij beëdigd als advocaat. Hij bleef echter een bijzondere liefde houden voor de academische wereld en weet via zijn invloedrijke kennis, de hofprediker Johannes Wtenbogaert, de positie van geschiedschrijver van de Staten-Generaal te bemachtigen. Dit bleek een opstapje naar meerdere hoge magistraatsfuncties, zoals advocaat-fiscalist aan het Hof, lid van de Staten van Holland, en de facto rechterhand van Van Oldenbarnevelt.
In 1609 publiceerde hij in deze hoedanigheid Mare Liberum (De vrije zee). Hierin stelde De Groot dat de zee van iedereen was: geen land mag de zee aan zichzelf toe-eigenen. Uit de natuur volgt volgens De Groot dat de zee vrij is en gemeenschappelijk gebruikt moet kunnen worden. Dit werk werd nog tot 1994, toen het VN-zeerechtverdrag in werking trad, aangehaald om het recht op zee, zoals de vrije toegang tot de zeeën, te bepleiten.
Na de machtsstrijd tussen Van Oldenbarnevelt en prins Maurits van Nassau werd het De Groot verweten dat hij de verkeerde kant had gekozen. Op bevel van de rechtbank en prins Maurits werd hij in 1618 veroordeeld tot levenslange opsluiting. Zijn ontsnapping uit slot Loevestein, drie jaar later, is vele Nederlanders welbekend: De Groot wist zich te verstoppen in een boekenkist en zodoende via Gorinchem en Antwerpen te vluchten naar Frankrijk. Daar schreef hij zijn beroemde werk De iure belli ac pacis (1625), ofwel ‘Over het recht van oorlog en vrede’.
In De iure belli ac pacis is een juridisch meesterwerk dat tevens breekt met de heersende rechtsopvatting van die tijd, namelijk van een godsdienstige grondslag naar natuurrecht: recht dat altijd en overal geldt en (via de menselijke rede) afgeleid kan worden uit de natuur. Het recht op zelfbehoud kwam volgens De Groot bijvoorbeeld voort uit de natuur. Hij seculariseerde hiermee de opvatting over het recht, daar hij stelde dat natuurrecht ook zou bestaan zonder een God. Deze herziening van het recht was ook de kiem voor latere grote denkers zoals onder andere de liberaal John Locke, die in natuurlijke, onvervreemdbare rechten van mensen dacht.
De Groot maakt in De iure belli ac pacis, zoals ook de titel duidelijk maakt, onderscheid tussen het recht dat geldt ten tijde van vrede en het recht dat geldt ten tijde van oorlog. Voornamelijk hield hij zich bezig met vraagstukken rondom oorlog, zoals de vraag wanneer het gerechtvaardigd is om oorlog te voeren en de vraag wat voor handelingen er in zo’n oorlog voor de strijdende partijen gerechtvaardigd zijn. Zo is volgens De Groot oorlog slechts in een beperkt aantal gevallen legitiem, daar het een basis had in het natuurrecht. Zo was in zijn ogen bijvoorbeeld oorlog uit zelfverdediging of als het tot doel had eigendommen te herstellen, gerechtvaardigd.
De Groot probeerde bovendien een middenweg te vinden tussen het denken dat alle militaire methoden geoorloofd zijn in een oorlog en het denken dat niets is geoorloofd. In een oorlog die een legitieme reden had mocht veel, maar verkrachting mocht in zijn ogen bijvoorbeeld niet. Ook maakte De Groot duidelijk dat zelfs als oorlogshandelingen gerechtvaardigd zijn, het niet altijd moreel juist of prudent is deze in te zetten. Hij pleitte voor gematigdheid en keerde zich bijvoorbeeld tegen onnodig bloedvergieten. Met dit werk heeft De Groot een belangrijke bijdrage geleverd aan het juridische en ethische denken over internationale oorlogsvoering.
Beaufort, F. de, van Schie, P., Het Liberalenboek, 2011
De Groot, H., De iure belli ac pacis, 1625
De Groot, H., Mare Liberum, 1609