1897
1979

Dirk Stikker

Politicus
Liberaal

A
A

Na de bezetting kwam Stikker in aanraking met de Haagse politiek, aanvankelijk als partijloos Eerste Kamerlid. Hoewel hij in zijn memoires beweert in zijn hart geen partijman te zijn, was Stikker een van de oprichters van de Partij van de Vrijheid.1 Na avances van Pieter Oud, die ongelukkig was binnen de Partij van de Arbeid, werd de Partij van de Vrijheid in 1948 omgevormd tot de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, ofwel de VVD. De nieuwe partij behaalde bij de verkiezingen in hetzelfde jaar acht van de honderd zetels en trad toe tot kabinet Drees-Van Schaik.

Stikker fungeerde in dit kabinet als minister van Buitenlandse Zaken. Twee zaken liepen als een rode draad door zijn ministerschap: Indonesië en Europa. Ten aanzien van de Indonesische kwestie was Stikker tot de conclusie gekomen dat een onvoorwaardelijke soevereiniteitsoverdracht het juiste zou zijn. Maar de weg hiernaartoe was bezaaid met vele moeilijkheden. Vooral conservatieve katholieken, waarvan er een de ministerpost Overzeese Gebiedsdelen bemande, hadden een andere opvatting dan Stikker. Na een pijnlijk proces vond de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht plaats op 27 december 1949. Daarmee was dit vraagstuk echter niet van de politieke agenda verdwenen. Stikker stapte zelfs in 1951 op na een motie van wantrouwen van zijn eigen partij aangaande het Nieuw-Guineabeleid. De VVD beschuldigde Stikker ervan dat hij zich onvoldoende had uitgesproken tegen de soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea aan de Nederlands-Indonesische Unie. Na de val Drees-Van Schaik die deze motie tot gevolg had, werd Stikker opnieuw minister van Buitenlandse Zaken in Drees-I.

Stikker beschouwde het Nederlands herstel in een verenigd Europa als zijn belangrijkste taak als minister.2 Dit herstel werd mogelijk gemaakt door de Amerikaanse steun in de vorm van het Marshallplan. Met veel ontzag stelt Stikker: “Zonder de Marshallhulp zou het herstel van Europa niet zijn geslaagd en zou de vrijheid in Europa teloorgegaan zijn.”3 Met de Europese eenheid verliep het anders. Van 1950 tot 1952 waren Frankrijk, Duitsland en Italië alle drie voor een Europese federatie. Stikker, naar eigen zeggen ook voorstander van een federatie, was sceptisch over de snelheid waarmee deze nieuwe staat van de grond zou moeten komen. Hij vreesde dat een te hoog tempo tweedracht in Europa teweeg zou brengen. Hoewel het voortvarend ging met het Europese herstel, werd een federatie niet bewerkstelligd.

Toen er in 1952 een einde kwam aan Stikkers ministerschap, vervolgde hij zijn carrière in de publieke dienst als ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk. Een groot deel van zijn tijd hier was de illustere Winston Churchill de Britse premier. In Stikkers herinneringen komt een vermakelijke anekdote voor over Churchill. Toen Stikker achter de premier stond tijdens een fotomoment hoorde hij hem wat onverstaanbaars mompelen. Eenmaal voorovergebogen kon Stikker horen wat hij zei: “‘If the Captain had been on the bridge’ –

korte pauze – ‘when the ship struck the iceberg’ – indrukwekkende pauze – ‘things would have been quiiite different!’”4 Precies op het moment dat de fotograaf zijn camera liet flitsen, sprak Churchill met vooruitstekende onderkaak het woord ‘quiiite’ uit. De premier was weer vastgelegd met een karakteristieke kop lijkend op een Britse buldog.

Gedurende zijn jaren als ambassadeur trachtte Stikker het Verenigd Koninkrijk meer te betrekken bij het Europese verenigingsproces, maar keer op keer stuitte hij op de Britse onwelwillendheid. In 1958 kwam er zelfgekozen einde aan zijn ambassadeurschap. Als overtuigd atlanticus en Europeaan koos Stikker voor de functie van Permanent Nederlands Vertegenwoordiger bij de NAVO en OEES (Organisatie voor Europese Economische Samenwerking) als vervolgstap in zijn loopbaan. Ten tijde van zijn ministerschap vervulde Stikker reeds een belangrijke rol bij de oprichting van de NAVO; in de functie van permanent vertegenwoordiger kon Stikker deze organisatie nog beter leren kennen. Deze ervaringen leidden in 1961 tot de kroon op zijn carrière: secretaris-generaal van de NAVO.

Begin jaren zestig had het bondgenootschap te kampen met een aantal splijtzwammen. Een daarvan was de kwestie-Cyprus waarbij NAVO-leden Griekenland en Turkije lijnrecht tegenover elkaar stonden. De spanningen tussen de Griekse meerderheid en de Turkse minderheid op het eiland kennen een lange geschiedenis. Het Verdrag van Zürich (1960) moest een oplossing bieden. Dit verdrag versterkte de positie van de Turkse Cyprioten. Eind 1963 kwam het echter tot een politieke impasse tussen de twee bevolkingsgroepen. De Grieks-Cypriotische leider Makarios zocht de confrontatie, wat leidde tot gewelddadigheden en het opjagen van tienduizenden Turkse Cyprioten. Turkije dreigde vervolgens met een interventie, hetgeen Griekenland niet zou accepteren. De mogelijke escalatie tussen twee NAVO-lidstaten had tot gevolg dat Stikker als secretaris-generaal een bemiddelende rol op zich nam.

Een open conflict werd voorkomen, maar een duurzame oplossing werd niet bereikt. De kwestie-Cyprus zou nog lang voortduren na Stikkers ambtstermijn. Stikker moest zijn waardige functie neerleggen wegens zijn zwakke gezondheid. In 1964 kwam er een einde aan een bewonderenswaardige loopbaan, één waarin de top werd bereikt in zowel de private als de publieke sector. Al die tijd liet Dirk Uipko Stikker zich leiden door slechts één hartstocht: de liefde voor vrijheid en menselijke waardigheid.5 Hij overleed op 23 december 1973 te Wassenaar.

Na de bezetting kwam Stikker in aanraking met de Haagse politiek, aanvankelijk als partijloos Eerste Kamerlid. Hoewel hij in zijn memoires beweert in zijn hart geen partijman te zijn, was Stikker een van de oprichters van de Partij van de Vrijheid.1 Na avances van Pieter Oud, die ongelukkig was binnen de Partij van de Arbeid, werd de Partij van de Vrijheid in 1948 omgevormd tot de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, ofwel de VVD. De nieuwe partij behaalde bij de verkiezingen in hetzelfde jaar acht van de honderd zetels en trad toe tot kabinet Drees-Van Schaik.

Stikker fungeerde in dit kabinet als minister van Buitenlandse Zaken. Twee zaken liepen als een rode draad door zijn ministerschap: Indonesië en Europa. Ten aanzien van de Indonesische kwestie was Stikker tot de conclusie gekomen dat een onvoorwaardelijke soevereiniteitsoverdracht het juiste zou zijn. Maar de weg hiernaartoe was bezaaid met vele moeilijkheden. Vooral conservatieve katholieken, waarvan er een de ministerpost Overzeese Gebiedsdelen bemande, hadden een andere opvatting dan Stikker. Na een pijnlijk proces vond de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht plaats op 27 december 1949. Daarmee was dit vraagstuk echter niet van de politieke agenda verdwenen. Stikker stapte zelfs in 1951 op na een motie van wantrouwen van zijn eigen partij aangaande het Nieuw-Guineabeleid. De VVD beschuldigde Stikker ervan dat hij zich onvoldoende had uitgesproken tegen de soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea aan de Nederlands-Indonesische Unie. Na de val Drees-Van Schaik die deze motie tot gevolg had, werd Stikker opnieuw minister van Buitenlandse Zaken in Drees-I.

Stikker beschouwde het Nederlands herstel in een verenigd Europa als zijn belangrijkste taak als minister.2 Dit herstel werd mogelijk gemaakt door de Amerikaanse steun in de vorm van het Marshallplan. Met veel ontzag stelt Stikker: “Zonder de Marshallhulp zou het herstel van Europa niet zijn geslaagd en zou de vrijheid in Europa teloorgegaan zijn.”3 Met de Europese eenheid verliep het anders. Van 1950 tot 1952 waren Frankrijk, Duitsland en Italië alle drie voor een Europese federatie. Stikker, naar eigen zeggen ook voorstander van een federatie, was sceptisch over de snelheid waarmee deze nieuwe staat van de grond zou moeten komen. Hij vreesde dat een te hoog tempo tweedracht in Europa teweeg zou brengen. Hoewel het voortvarend ging met het Europese herstel, werd een federatie niet bewerkstelligd.

Toen er in 1952 een einde kwam aan Stikkers ministerschap, vervolgde hij zijn carrière in de publieke dienst als ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk. Een groot deel van zijn tijd hier was de illustere Winston Churchill de Britse premier. In Stikkers herinneringen komt een vermakelijke anekdote voor over Churchill. Toen Stikker achter de premier stond tijdens een fotomoment hoorde hij hem wat onverstaanbaars mompelen. Eenmaal voorovergebogen kon Stikker horen wat hij zei: “‘If the Captain had been on the bridge’ –

korte pauze – ‘when the ship struck the iceberg’ – indrukwekkende pauze – ‘things would have been quiiite different!’”4 Precies op het moment dat de fotograaf zijn camera liet flitsen, sprak Churchill met vooruitstekende onderkaak het woord ‘quiiite’ uit. De premier was weer vastgelegd met een karakteristieke kop lijkend op een Britse buldog.

Gedurende zijn jaren als ambassadeur trachtte Stikker het Verenigd Koninkrijk meer te betrekken bij het Europese verenigingsproces, maar keer op keer stuitte hij op de Britse onwelwillendheid. In 1958 kwam er zelfgekozen einde aan zijn ambassadeurschap. Als overtuigd atlanticus en Europeaan koos Stikker voor de functie van Permanent Nederlands Vertegenwoordiger bij de NAVO en OEES (Organisatie voor Europese Economische Samenwerking) als vervolgstap in zijn loopbaan. Ten tijde van zijn ministerschap vervulde Stikker reeds een belangrijke rol bij de oprichting van de NAVO; in de functie van permanent vertegenwoordiger kon Stikker deze organisatie nog beter leren kennen. Deze ervaringen leidden in 1961 tot de kroon op zijn carrière: secretaris-generaal van de NAVO.

Begin jaren zestig had het bondgenootschap te kampen met een aantal splijtzwammen. Een daarvan was de kwestie-Cyprus waarbij NAVO-leden Griekenland en Turkije lijnrecht tegenover elkaar stonden. De spanningen tussen de Griekse meerderheid en de Turkse minderheid op het eiland kennen een lange geschiedenis. Het Verdrag van Zürich (1960) moest een oplossing bieden. Dit verdrag versterkte de positie van de Turkse Cyprioten. Eind 1963 kwam het echter tot een politieke impasse tussen de twee bevolkingsgroepen. De Grieks-Cypriotische leider Makarios zocht de confrontatie, wat leidde tot gewelddadigheden en het opjagen van tienduizenden Turkse Cyprioten. Turkije dreigde vervolgens met een interventie, hetgeen Griekenland niet zou accepteren. De mogelijke escalatie tussen twee NAVO-lidstaten had tot gevolg dat Stikker als secretaris-generaal een bemiddelende rol op zich nam.

Een open conflict werd voorkomen, maar een duurzame oplossing werd niet bereikt. De kwestie-Cyprus zou nog lang voortduren na Stikkers ambtstermijn. Stikker moest zijn waardige functie neerleggen wegens zijn zwakke gezondheid. In 1964 kwam er een einde aan een bewonderenswaardige loopbaan, één waarin de top werd bereikt in zowel de private als de publieke sector. Al die tijd liet Dirk Uipko Stikker zich leiden door slechts één hartstocht: de liefde voor vrijheid en menselijke waardigheid.5 Hij overleed op 23 december 1973 te Wassenaar.

Lees verder

Meer lezen?

Ook in liberalen