Radicaal liberaal van het eerste uur
De Grondwet van 1848 wordt meer dan eens de ‘Grondwet van Thorbecke’ genoemd. De liberale staatsman is de geschiedenis ingegaan als grondlegger van de basis voor ons huidige parlementaire stelsel, terwijl de naam van Dirk Donker Curtius grotendeels uit het collectieve geheugen lijkt te zijn verdwenen. Toch kan worden gesteld dat Dirk Donker Curtius als radicaal liberaal van het eerste uur ver op Thorbecke vooruit liep. Ruim twintig jaar voor de realisatie van onze Grondwet, toen Thorbecke zich nog geen voorstander toonde van voor die tijd radicale democratiseringsidealen, verdedigde Donker Curtius allerlei denkbeelden die uiteindelijk een plaats in de Grondwet zouden veroveren. Wie was Donker Curtius eigenlijk?
Dirk Donker Curtius kwam in 1792 in ’s-Hertogenbosch ter wereld als tiende van elf kinderen in de patricische familie Donker Curtius. Na een studie rechten in Leiden behaalde Donker Curtius in 1811 het doctoraat en begon aan de voorbereiding op een leven als advocaat. De Franse inlijving in 1811 gooide echter roet in het eten; Donker Curtius werd opgeroepen voor Franse krijgsdienst. Hoewel zijn vader een remplacant stuurde (destijds konden rijken tegen betaling iemand – een remplacant – betalen om de krijgsdienst in hun plaats te volbrengen) werd Donker Curtius toch met geweld gedwongen zich voor de zgn. garde d’honneur van de Franse keizer te melden. Toen na de verloren slag bij Leipzig in oktober 1813 de desintegratie van het Franse Keizerrijk inzette, wist Donker Curtius te ontsnappen en keerde als ‘vrij man’ terug naar Nederland. Het voorval voedde zijn levenslange strijd tegen onrechtmatige aantasting van de vrijheid
Eenmaal terug in Nederland pakte Donker Curtius het werk als advocaat weer op. Daarnaast begon hij als publicist van zich te laten horen. Zo begon hij samen met zijn neven Boudewijn Frans en Willem met de uitgave van de liberale krant De Standaard. De redacteuren schreven over allerlei politieke thema’s, niet in de laatste plaats de Belgische opstand en de houding van de noordelijke Nederlanden. December 1830 verschenen bij dezelfde Haagse uitgeverij die deze krant drukte, anoniem de Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Het was een publiek geheim dat Donker Curtius als auteur van de brieven moeten worden beschouwd. In de brieven kwamen diverse actuele thema’s langs in de vorm van een briefwisseling tussen de heren A en B, waarbij B zich radicaler opstelde dan A. Daarbij werd algemeen aangenomen dat briefschrijver B in feite de mening van Donker Curtius vertegenwoordigde. Belangrijkste punt uit de briefwisseling was de noodzaak tot grondwetsherziening nu de Belgische opstandelingen zich van de Noordelijke Nederlanden hadden afgezonderd. De scheiding had als het ware de bestaande Grondwet vernietigd en het Noorden in een ongrondwettige positie achtergelaten.
Donker Curtius greep dit standpunt aan om de Grondwet in het geheel ter discussie te stellen. Hij meende dat een goede grondwet tegemoet moet komen aan het algemeen gevoelen van de grote menigte. ‘En nu bevat de Grondwet der Nederlanden, zoo als die is, en vooral zoo als dien sedert vijftien jaren is uitgelegd, een stelsel van regering, strijdig met de denkbeelden van de grootste menige, nadeelig voor de welvaart van het rijk, en ongenoegzaam om de vrijheid en veiligheid der ingezetenen behoorlijk te beschermen; haar bestaan konde dus niet duurzaam zijn.’1
Diverse actuele thema’s kwamen in de brieven voorbij, zoals de scheiding van kerk en staat en de daaraan gekoppelde liberale voorkeur voor een waarlijk neutrale staat. Het uitgangspunt van volkssoevereiniteit, de voorkeur voor een grondwettig bestuur en een afkeer van al te sterk centralisme en ‘bureau-tyrannij’ passeerden eveneens de revue. Donker Curtius meende dat de omvangrijke macht die de koning zich nog steeds toe-eigende, in feite in strijd was met de Grondwet en het beginsel van de vertegenwoordigende democratie. In het tweede deel van zijn brieven vatte Donker Curtius zijn denkbeelden kort en bondig samen: ‘Gelijkheid van allen voor de wet; verantwoordelijkheid der Ministers; onmiddellijke verkiezingen; en openbaarheid van financiën.’ De persvrijheid was voor Donker Curtius tot slot de ‘dierbaarste van alle regten’.
Het was met name op het punt van de verkiezingen dat Donker Curtius op de troepen vooruit liep en zeker op Thorbecke. ‘Zonder regelregte verkiezing, is er geene ware vertegenwoordiging; zonder dezelve is het onmogelijk om dien volksgeest op te wekken, welke volstrekt wordt vereischt, tot instandhouding van de onafhankelijkheid van Noord-Nederland. Ja, ik durf gerustelijk verzekeren, dat bij het behoud van trapsgewijze verkiezingen, zich bij het jeugdige, dat is het krachtigste deel der Natie, een tegenstand (oppositie) zal ontwikkelen, welke niet tijdig ingewilligd den grond zoude doen schudden.’2 Donker Curtius vond daarbij de macht van de aristocratie te groot en wenste deze te temperen door de democratie. Hij zag geen ruimte meer voor bijzondere politieke rechten van de aristocratie. Daar waar tegenstanders van de directe verkiezingen de burgers nogal eens als ‘de menigte’ bestempelde, noemde Donker Curtius hen ‘de eigenlijk gezegde natie’.
De hartstochtelijkheid waarmee Donker Curtius het publiek steeds weer deelgenoot maakte van zijn denkbeelden, doet vermoeden dat er een diepgewortelde overtuiging achter schuil ging. Iets waar hij in zijn Proeve eener nieuwe grondwet zelf ook melding van maakt, wanneer hij de verschillen met de proeve van Thorbecke uit de doeken heeft gedaan. Dat deed hij niet om de verschillen nog eens extra te benadrukken. ‘Ik heb er slechts iets van willen zeggen, om te toonen, dat niet de zucht, om iets anders te maken, maar overtuiging mijne pen heeft geleid!3
Het was uiteindelijk Donker Curtius die in 1848 de politieke verdediging van de herziene Grondwet op zich nam. Algemeen wordt aangenomen dat juist hij daarin slaagde vanwege het feit dat hij een handig debater was, die mensen voor zich kon winnen en zich op het juiste moment pragmatisch toonde. Heel anders dan Thorbecke die gold als rechtlijnig en compromisloos en die politieke huzarenstukje mogelijk niet zelf had kunnen volbrengen.4
Noten
1. Anomiem [Dirk Donker Curtius], Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Eerste stuk (’s-Gravenhage, 1830), p. 70.
2. Anomiem [Dirk Donker Curtius], Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Tweede stuk, pp. 18-19.
3. Dirk Donker Curtius, Proeve eener nieuwe grondwet (Arnhem, 1840), p. II.
4. Meer lezen: Fleur de Beaufort, ‘Dirk Donker Curtius. Radicaal liberaal van het eerste uur’ in: Fleur de Beaufort, Joop van den Berg en Patrick van Schie, Eigenzinnige liberalen. Onafhankelijk denkende politici in Nederland (Amsterdam, 2014), pp. 43-66 en Mathijs van de Waardt, De man van 1848 – Dirk Donker Curtius (Nijmegen, 2019).
Radicaal liberaal van het eerste uur
De Grondwet van 1848 wordt meer dan eens de ‘Grondwet van Thorbecke’ genoemd. De liberale staatsman is de geschiedenis ingegaan als grondlegger van de basis voor ons huidige parlementaire stelsel, terwijl de naam van Dirk Donker Curtius grotendeels uit het collectieve geheugen lijkt te zijn verdwenen. Toch kan worden gesteld dat Dirk Donker Curtius als radicaal liberaal van het eerste uur ver op Thorbecke vooruit liep. Ruim twintig jaar voor de realisatie van onze Grondwet, toen Thorbecke zich nog geen voorstander toonde van voor die tijd radicale democratiseringsidealen, verdedigde Donker Curtius allerlei denkbeelden die uiteindelijk een plaats in de Grondwet zouden veroveren. Wie was Donker Curtius eigenlijk?
Dirk Donker Curtius kwam in 1792 in ’s-Hertogenbosch ter wereld als tiende van elf kinderen in de patricische familie Donker Curtius. Na een studie rechten in Leiden behaalde Donker Curtius in 1811 het doctoraat en begon aan de voorbereiding op een leven als advocaat. De Franse inlijving in 1811 gooide echter roet in het eten; Donker Curtius werd opgeroepen voor Franse krijgsdienst. Hoewel zijn vader een remplacant stuurde (destijds konden rijken tegen betaling iemand – een remplacant – betalen om de krijgsdienst in hun plaats te volbrengen) werd Donker Curtius toch met geweld gedwongen zich voor de zgn. garde d’honneur van de Franse keizer te melden. Toen na de verloren slag bij Leipzig in oktober 1813 de desintegratie van het Franse Keizerrijk inzette, wist Donker Curtius te ontsnappen en keerde als ‘vrij man’ terug naar Nederland. Het voorval voedde zijn levenslange strijd tegen onrechtmatige aantasting van de vrijheid
Eenmaal terug in Nederland pakte Donker Curtius het werk als advocaat weer op. Daarnaast begon hij als publicist van zich te laten horen. Zo begon hij samen met zijn neven Boudewijn Frans en Willem met de uitgave van de liberale krant De Standaard. De redacteuren schreven over allerlei politieke thema’s, niet in de laatste plaats de Belgische opstand en de houding van de noordelijke Nederlanden. December 1830 verschenen bij dezelfde Haagse uitgeverij die deze krant drukte, anoniem de Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Het was een publiek geheim dat Donker Curtius als auteur van de brieven moeten worden beschouwd. In de brieven kwamen diverse actuele thema’s langs in de vorm van een briefwisseling tussen de heren A en B, waarbij B zich radicaler opstelde dan A. Daarbij werd algemeen aangenomen dat briefschrijver B in feite de mening van Donker Curtius vertegenwoordigde. Belangrijkste punt uit de briefwisseling was de noodzaak tot grondwetsherziening nu de Belgische opstandelingen zich van de Noordelijke Nederlanden hadden afgezonderd. De scheiding had als het ware de bestaande Grondwet vernietigd en het Noorden in een ongrondwettige positie achtergelaten.
Donker Curtius greep dit standpunt aan om de Grondwet in het geheel ter discussie te stellen. Hij meende dat een goede grondwet tegemoet moet komen aan het algemeen gevoelen van de grote menigte. ‘En nu bevat de Grondwet der Nederlanden, zoo als die is, en vooral zoo als dien sedert vijftien jaren is uitgelegd, een stelsel van regering, strijdig met de denkbeelden van de grootste menige, nadeelig voor de welvaart van het rijk, en ongenoegzaam om de vrijheid en veiligheid der ingezetenen behoorlijk te beschermen; haar bestaan konde dus niet duurzaam zijn.’1
Diverse actuele thema’s kwamen in de brieven voorbij, zoals de scheiding van kerk en staat en de daaraan gekoppelde liberale voorkeur voor een waarlijk neutrale staat. Het uitgangspunt van volkssoevereiniteit, de voorkeur voor een grondwettig bestuur en een afkeer van al te sterk centralisme en ‘bureau-tyrannij’ passeerden eveneens de revue. Donker Curtius meende dat de omvangrijke macht die de koning zich nog steeds toe-eigende, in feite in strijd was met de Grondwet en het beginsel van de vertegenwoordigende democratie. In het tweede deel van zijn brieven vatte Donker Curtius zijn denkbeelden kort en bondig samen: ‘Gelijkheid van allen voor de wet; verantwoordelijkheid der Ministers; onmiddellijke verkiezingen; en openbaarheid van financiën.’ De persvrijheid was voor Donker Curtius tot slot de ‘dierbaarste van alle regten’.
Het was met name op het punt van de verkiezingen dat Donker Curtius op de troepen vooruit liep en zeker op Thorbecke. ‘Zonder regelregte verkiezing, is er geene ware vertegenwoordiging; zonder dezelve is het onmogelijk om dien volksgeest op te wekken, welke volstrekt wordt vereischt, tot instandhouding van de onafhankelijkheid van Noord-Nederland. Ja, ik durf gerustelijk verzekeren, dat bij het behoud van trapsgewijze verkiezingen, zich bij het jeugdige, dat is het krachtigste deel der Natie, een tegenstand (oppositie) zal ontwikkelen, welke niet tijdig ingewilligd den grond zoude doen schudden.’2 Donker Curtius vond daarbij de macht van de aristocratie te groot en wenste deze te temperen door de democratie. Hij zag geen ruimte meer voor bijzondere politieke rechten van de aristocratie. Daar waar tegenstanders van de directe verkiezingen de burgers nogal eens als ‘de menigte’ bestempelde, noemde Donker Curtius hen ‘de eigenlijk gezegde natie’.
De hartstochtelijkheid waarmee Donker Curtius het publiek steeds weer deelgenoot maakte van zijn denkbeelden, doet vermoeden dat er een diepgewortelde overtuiging achter schuil ging. Iets waar hij in zijn Proeve eener nieuwe grondwet zelf ook melding van maakt, wanneer hij de verschillen met de proeve van Thorbecke uit de doeken heeft gedaan. Dat deed hij niet om de verschillen nog eens extra te benadrukken. ‘Ik heb er slechts iets van willen zeggen, om te toonen, dat niet de zucht, om iets anders te maken, maar overtuiging mijne pen heeft geleid!3
Het was uiteindelijk Donker Curtius die in 1848 de politieke verdediging van de herziene Grondwet op zich nam. Algemeen wordt aangenomen dat juist hij daarin slaagde vanwege het feit dat hij een handig debater was, die mensen voor zich kon winnen en zich op het juiste moment pragmatisch toonde. Heel anders dan Thorbecke die gold als rechtlijnig en compromisloos en die politieke huzarenstukje mogelijk niet zelf had kunnen volbrengen.4
Noten
1. Anomiem [Dirk Donker Curtius], Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Eerste stuk (’s-Gravenhage, 1830), p. 70.
2. Anomiem [Dirk Donker Curtius], Gemeenzame brieven over de gebeurtenissen van den dag. Tweede stuk, pp. 18-19.
3. Dirk Donker Curtius, Proeve eener nieuwe grondwet (Arnhem, 1840), p. II.
4. Meer lezen: Fleur de Beaufort, ‘Dirk Donker Curtius. Radicaal liberaal van het eerste uur’ in: Fleur de Beaufort, Joop van den Berg en Patrick van Schie, Eigenzinnige liberalen. Onafhankelijk denkende politici in Nederland (Amsterdam, 2014), pp. 43-66 en Mathijs van de Waardt, De man van 1848 – Dirk Donker Curtius (Nijmegen, 2019).