Dé liberale leider die meestal met het Groot-Brittannië van de negentiende eeuw wordt geassocieerd is Gladstone, maar hij was noch de eerste liberale leider van dat land noch de eerste die in brede volkskringen enorme populariteit genoot. Vóór ‘The People’s William’ – zoals Gladstone wel werd genoemd – kwam ‘The People’s Darling’: lord Palmerston. Laatstgenoemde werd in 1859 na de vorming van één liberale partij in het Britse Lagerhuis premier van het liberale kabinet. Zijn naam en faam had hij toen al lang gevestigd.
De liberalen die in 1859 bijeenkwamen bestonden ruwweg uit een verzameling van Whigs (vanouds de grote tegenstanders van de Tories), filosofische radicalen, en Peelites (diegenen die met Robert Peel in 1846 de Tory-partij hadden verlaten omdat zij anders dan de meerderheid van deze partij voorstanders van vrijhandel waren). Gladstone was een Peelite, Palmerston een Whig. Maar Palmerston was als jongeman niet als zodanig in het Lagerhuis gekozen. Net als Gladstone begon Palmerston zijn politieke carrière als een Tory.
Hoewel deze inleidende alinea’s wellicht een verwantschap tussen beide heren suggereren, lagen de twee elkaar niet. Dat had met rivaliteit te maken maar daarnaast stak de flamboyante bon vivant Palmerston – bijgenaamd ‘lord Cupid’ wegens zijn succes bij de vrouwen – nogal af bij de puriteinse en zuinige Gladstone. Desalniettemin zou Gladstone in het liberale kabinet van premier Palmerston dat in 1859 aantrad de belangrijke post van minister van Financiën vervullen.
Eerst terug naar eind achttiende eeuw, toen Palmerston werd geboren (in 1784). Tot zijn vader overleed heette de jongen formeel Henry Temple maar hij werd Harry genoemd. Hij was op het moment dat zijn vader overleed nog jong. Hij erfde onder andere de titel burggraaf (viscount). Harry was de derde burggraaf met de naam Palmerston. Op 22-jarige leeftijd slaagde hij erin te worden gekozen in het Lagerhuis. Twee jaar later werd hij Secretary at War, onderminister op het departement van Oorlog. Het was een vooral administratieve functie, die hij maar liefst 19 opeenvolgende jaren bekwaam zou vervullen. Zijn politiek profiel hield hij destijds nog verborgen.
Palmerston was echter voorstander van zeker drie grote hervormingen waarmee hij zich onderscheidde van de meeste Tories en waardoor een breuk met zijn partij op den duur onvermijdelijk werd. Ten eerste steunde hij het streven naar Catholic Emancipation, dat wil zeggen de opheffing van de wettelijke discriminatie van rooms-katholieken. De beëindiging van de achterstelling van katholieken was onder de protestantse bevolking fel omstreden maar kwam in 1829 toch tot stand. Meer in zijn algemeenheid was en bleef Palmerston overigens een voorstander van de scheiding van kerk en staat. Ten tweede was Palmerston een tegenstander van de slavernij en de slavenhandel. En ten derde was hij voorstander van vrijhandel, decennia voordat dit in de jaren veertig zo’n groot strijdpunt in de Tory-partij zou worden.
Na zijn breuk eind jaren twintig met de Tories kreeg Palmerston reeds in 1830 een prominente plek in het toen aantredende Whig-kabinet. Hij werd minister van Buitenlandse Zaken, een post die hij veel vaker zou bekleden – in totaal 15 jaar – en die hem wellicht meer faam bracht dan zijn latere twee premierschappen. De grootste kluif waarmee hij als kersverse minister te maken kreeg was de Belgische Opstand. Palmerstons positie in de buitenlandse politiek was dat zoveel mogelijk steun diende te worden gegeven aan liberale, oftewel ‘constitutionele’, bewegingen en regeringen in Europa. Hij combineerde dit met het stevig opkomen voor het Britse nationaal belang.
Terwijl Palmerston liberale bewegingen in bijvoorbeeld de zuidelijke Nederlanden (België), op het Iberisch schiereiland en in Italië actief steunde, werd hem verweten dat hij soortgelijke bewegingen elders slechts in woorden aanmoedigde maar in daden niet durfde doorzetten wanneer dit tegen machtige landen in ging. Dit gold de Poolse vrijheidsstrijders die zich wilden losmaken van Rusland (Polen was eind achttiende eeuw opgedeeld waarbij het grootste deel door Rusland was ingelijfd) maar ook het relatief liberale Denemarken dat in 1864 met het autoritaire Pruisen in oorlog raakte. Inderdaad koos Palmerston in deze gevallen voor afzijdigheid, omdat hij (deelname aan een) oorlog met een grote mogendheid niet in het Britse belang achtte. De vraag is natuurlijk ook of eventuele Britse militaire steun de Polen en de Denen daadwerkelijk had kunnen helpen.
Palmerstons eerste premierschap in 1855 dankte hij overigens aan zijn pleidooi voor een krachtiger militair optreden in de Krimoorlog, die Groot-Brittannië en Frankrijk toen aan de zijde van Turkije tegen Rusland voerden. Dit conflict was veroorzaakt door Russische agressie tegen wat nu Roemenië is (toen nog onder het Ottomaanse Rijk viel) maar werd grotendeels op de Krim uitgevochten. De oorlog zou er uiteindelijk toe leiden dat Rusland concessies moest doen en uit de Zwarte Zee werd geweerd..
Palmerstons krachtdadige buitenlandse politiek maakte hem populair bij grote delen van de bevolking. Zijn goede banden met de pers hielpen hierbij. Maar voordat hij in 1855 tot zijn eerste premierschap zou worden geroepen bekleedde hij ruim twee jaar de post van minister van Binnenlandse Zaken (van eind 1852 tot januari 1855). In korte tijd bracht hij veel hervormingen tot stand, vooral inzake de volksgezondheid en de arbeidswetgeving. Zo nam hij hygiënische maatregelen om een grote cholera-epidemie te bestrijden. En hij verbood kinderarbeid na 6 uur s-avonds, wat her en der tevens de arbeid van volwassen arbeiders na dat tijdstip inperkte daar waar hun werkzaamheden mede van kinderen afhankelijk waren.
Palmerston was een hervormer maar hij moest niets hebben van radicale maatregelen laat staan omwentelingen. Daarnaast voelde hij weinig voor uitbreiding van het kiesrecht, anders dan menig Whig en later dan menig liberaal. Dit maakte dat Palmerston wel als liberaal in het buitenland maar conservatief thuis werd afgeschilderd. Zijn daden als minister van Binnenlandse Zaken en de genoemde hervormingen die hij al vroeg voorstond logenstraffen dat oordeel. Volgens Palmerston waren de armen meer geholpen met vrijhandel, die hun levensmiddelen goedkoper maakte, en met gedegen onderwijs dan met deelname aan verkiezingen.
Aan het einde van zijn loopbaan werd Palmerston twee keer premier, bij elkaar gedurende negen jaar. De eerste keer gebeurde dit in 1855. Hij was toen 70 jaar oud, nog altijd de hoogste leeftijd waarop een Britse premier ooit voor het eerst in die functie aantrad. Tien jaar later stierf hij ook in het ambt. Dat was als premier van het verenigd liberale kabinet dat in 1859 aantrad, Palmerstons tweede premierschap.
In zekere zin was het toeval dat Palmerston dat jaar wederom premier werd. Tijdens de bijeenkomst in 1859 waarop de liberalen over hun meningsverschillen heen stapten en besloten hun eigen ambities ondergeschikt te maken aan de liberale eenheid, gaven Palmerston en zijn grote rivaal in de partij Russell (een andere rivaal, Gladstone, was afwezig) hun bereidheid aan onder elkaar te dienen. Het was echter aan koningin Victoria te bepalen wie tot het premierschap zou worden geroepen. Zij koos voor geen van beide rivalen maar zocht lord Granville aan. Pas toen deze er niet in slaagde een kabinet te vormen, kwam Victoria zeer tegen haar zin bij Palmerston uit. ‘Old Pam’ heeft daardoor aan zijn lange staat van dienst op Buitenlandse Zaken een van de langere premierschappen van Groot-Brittannië kunnen toevoegen.
Dé liberale leider die meestal met het Groot-Brittannië van de negentiende eeuw wordt geassocieerd is Gladstone, maar hij was noch de eerste liberale leider van dat land noch de eerste die in brede volkskringen enorme populariteit genoot. Vóór ‘The People’s William’ – zoals Gladstone wel werd genoemd – kwam ‘The People’s Darling’: lord Palmerston. Laatstgenoemde werd in 1859 na de vorming van één liberale partij in het Britse Lagerhuis premier van het liberale kabinet. Zijn naam en faam had hij toen al lang gevestigd.
De liberalen die in 1859 bijeenkwamen bestonden ruwweg uit een verzameling van Whigs (vanouds de grote tegenstanders van de Tories), filosofische radicalen, en Peelites (diegenen die met Robert Peel in 1846 de Tory-partij hadden verlaten omdat zij anders dan de meerderheid van deze partij voorstanders van vrijhandel waren). Gladstone was een Peelite, Palmerston een Whig. Maar Palmerston was als jongeman niet als zodanig in het Lagerhuis gekozen. Net als Gladstone begon Palmerston zijn politieke carrière als een Tory.
Hoewel deze inleidende alinea’s wellicht een verwantschap tussen beide heren suggereren, lagen de twee elkaar niet. Dat had met rivaliteit te maken maar daarnaast stak de flamboyante bon vivant Palmerston – bijgenaamd ‘lord Cupid’ wegens zijn succes bij de vrouwen – nogal af bij de puriteinse en zuinige Gladstone. Desalniettemin zou Gladstone in het liberale kabinet van premier Palmerston dat in 1859 aantrad de belangrijke post van minister van Financiën vervullen.
Eerst terug naar eind achttiende eeuw, toen Palmerston werd geboren (in 1784). Tot zijn vader overleed heette de jongen formeel Henry Temple maar hij werd Harry genoemd. Hij was op het moment dat zijn vader overleed nog jong. Hij erfde onder andere de titel burggraaf (viscount). Harry was de derde burggraaf met de naam Palmerston. Op 22-jarige leeftijd slaagde hij erin te worden gekozen in het Lagerhuis. Twee jaar later werd hij Secretary at War, onderminister op het departement van Oorlog. Het was een vooral administratieve functie, die hij maar liefst 19 opeenvolgende jaren bekwaam zou vervullen. Zijn politiek profiel hield hij destijds nog verborgen.
Palmerston was echter voorstander van zeker drie grote hervormingen waarmee hij zich onderscheidde van de meeste Tories en waardoor een breuk met zijn partij op den duur onvermijdelijk werd. Ten eerste steunde hij het streven naar Catholic Emancipation, dat wil zeggen de opheffing van de wettelijke discriminatie van rooms-katholieken. De beëindiging van de achterstelling van katholieken was onder de protestantse bevolking fel omstreden maar kwam in 1829 toch tot stand. Meer in zijn algemeenheid was en bleef Palmerston overigens een voorstander van de scheiding van kerk en staat. Ten tweede was Palmerston een tegenstander van de slavernij en de slavenhandel. En ten derde was hij voorstander van vrijhandel, decennia voordat dit in de jaren veertig zo’n groot strijdpunt in de Tory-partij zou worden.
Na zijn breuk eind jaren twintig met de Tories kreeg Palmerston reeds in 1830 een prominente plek in het toen aantredende Whig-kabinet. Hij werd minister van Buitenlandse Zaken, een post die hij veel vaker zou bekleden – in totaal 15 jaar – en die hem wellicht meer faam bracht dan zijn latere twee premierschappen. De grootste kluif waarmee hij als kersverse minister te maken kreeg was de Belgische Opstand. Palmerstons positie in de buitenlandse politiek was dat zoveel mogelijk steun diende te worden gegeven aan liberale, oftewel ‘constitutionele’, bewegingen en regeringen in Europa. Hij combineerde dit met het stevig opkomen voor het Britse nationaal belang.
Terwijl Palmerston liberale bewegingen in bijvoorbeeld de zuidelijke Nederlanden (België), op het Iberisch schiereiland en in Italië actief steunde, werd hem verweten dat hij soortgelijke bewegingen elders slechts in woorden aanmoedigde maar in daden niet durfde doorzetten wanneer dit tegen machtige landen in ging. Dit gold de Poolse vrijheidsstrijders die zich wilden losmaken van Rusland (Polen was eind achttiende eeuw opgedeeld waarbij het grootste deel door Rusland was ingelijfd) maar ook het relatief liberale Denemarken dat in 1864 met het autoritaire Pruisen in oorlog raakte. Inderdaad koos Palmerston in deze gevallen voor afzijdigheid, omdat hij (deelname aan een) oorlog met een grote mogendheid niet in het Britse belang achtte. De vraag is natuurlijk ook of eventuele Britse militaire steun de Polen en de Denen daadwerkelijk had kunnen helpen.
Palmerstons eerste premierschap in 1855 dankte hij overigens aan zijn pleidooi voor een krachtiger militair optreden in de Krimoorlog, die Groot-Brittannië en Frankrijk toen aan de zijde van Turkije tegen Rusland voerden. Dit conflict was veroorzaakt door Russische agressie tegen wat nu Roemenië is (toen nog onder het Ottomaanse Rijk viel) maar werd grotendeels op de Krim uitgevochten. De oorlog zou er uiteindelijk toe leiden dat Rusland concessies moest doen en uit de Zwarte Zee werd geweerd..
Palmerstons krachtdadige buitenlandse politiek maakte hem populair bij grote delen van de bevolking. Zijn goede banden met de pers hielpen hierbij. Maar voordat hij in 1855 tot zijn eerste premierschap zou worden geroepen bekleedde hij ruim twee jaar de post van minister van Binnenlandse Zaken (van eind 1852 tot januari 1855). In korte tijd bracht hij veel hervormingen tot stand, vooral inzake de volksgezondheid en de arbeidswetgeving. Zo nam hij hygiënische maatregelen om een grote cholera-epidemie te bestrijden. En hij verbood kinderarbeid na 6 uur s-avonds, wat her en der tevens de arbeid van volwassen arbeiders na dat tijdstip inperkte daar waar hun werkzaamheden mede van kinderen afhankelijk waren.
Palmerston was een hervormer maar hij moest niets hebben van radicale maatregelen laat staan omwentelingen. Daarnaast voelde hij weinig voor uitbreiding van het kiesrecht, anders dan menig Whig en later dan menig liberaal. Dit maakte dat Palmerston wel als liberaal in het buitenland maar conservatief thuis werd afgeschilderd. Zijn daden als minister van Binnenlandse Zaken en de genoemde hervormingen die hij al vroeg voorstond logenstraffen dat oordeel. Volgens Palmerston waren de armen meer geholpen met vrijhandel, die hun levensmiddelen goedkoper maakte, en met gedegen onderwijs dan met deelname aan verkiezingen.
Aan het einde van zijn loopbaan werd Palmerston twee keer premier, bij elkaar gedurende negen jaar. De eerste keer gebeurde dit in 1855. Hij was toen 70 jaar oud, nog altijd de hoogste leeftijd waarop een Britse premier ooit voor het eerst in die functie aantrad. Tien jaar later stierf hij ook in het ambt. Dat was als premier van het verenigd liberale kabinet dat in 1859 aantrad, Palmerstons tweede premierschap.
In zekere zin was het toeval dat Palmerston dat jaar wederom premier werd. Tijdens de bijeenkomst in 1859 waarop de liberalen over hun meningsverschillen heen stapten en besloten hun eigen ambities ondergeschikt te maken aan de liberale eenheid, gaven Palmerston en zijn grote rivaal in de partij Russell (een andere rivaal, Gladstone, was afwezig) hun bereidheid aan onder elkaar te dienen. Het was echter aan koningin Victoria te bepalen wie tot het premierschap zou worden geroepen. Zij koos voor geen van beide rivalen maar zocht lord Granville aan. Pas toen deze er niet in slaagde een kabinet te vormen, kwam Victoria zeer tegen haar zin bij Palmerston uit. ‘Old Pam’ heeft daardoor aan zijn lange staat van dienst op Buitenlandse Zaken een van de langere premierschappen van Groot-Brittannië kunnen toevoegen.
Zie voor een kort (doch uitvoeriger dan bovenstaand) portret in het Nederlands: Dik van der Horst, ‘Liberaal in Europa, conservatief in eigen land? Lord Palmerston (1784-1865)’, in Patrick van Schie red., Liberale leiders in Europa. Portretten van prominente politici in de negentiende vroege twintigste eeuw (Amsterdam, 2008) pp. 29-48. Auteur Van der Horst geeft aan het einde van zijn bijdrage enkele goede literatuurtips. Het boek 'Liberale leiders in Europa' is nu met korting te koop bij ons.