Wie de naam Von Humboldt hoort denkt veelal direct aan de natuuronderzoeker Alexander von Humboldt, die vele reizen maakte en in onder meer Latijns-Amerika en Centraal-Azië veldwerk verrichtte op het gebied van vulkanologie, geologie en mineralogie. Minder bekend is Wilhelm von Humboldt, de twee jaar oudere broer van Alexander, die zich meer op de terreinen onderwijs, cultuur en politiek bewoog. Friedrich Wilhelm Christian Carl Ferdinand von Humboldt, werd op 22 juni 1767 geboren in Potsdam. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Frankfurt an der Oder, maar verruilde deze stad al snel voor Göttingen, alwaar hij ook meer zijn eigen interesses begon te volgen. Zo wijdde hij zich aan filosofie, geschiedenis en de klassieke talen. Ook Alexander richtte zich naast zijn verplichte studie staathuishoudkunde op zijn eigen interesses, zoals oudheidkunde en natuurkunde.
Beide broers zouden in hun carrière heel verschillende wegen inslaan. In 1796 stierf hun moeder Elisabeth. Dankzij de erfenis waren beide broers nu financieel volledig onafhankelijk. Terwijl Alexander daardoor de kans kreeg zijn verre reizen te starten, verschafte het Wilhelm de mogelijkheid met zijn gezin binnen Europa te reizen. In 1802 wist Humboldt de post van Pruisische gezant bij het Vaticaan te bemachtigen. Dankzij dit gezantschap kon Humboldt zijn teruggetrokken studieuze leven voortzetten in Rome. Hij startte vele projecten, doch had grote moeite tot een heldere afbakening te komen. Bovendien konden de essays die hij publiceerde vrijwel zonder uitzondering op onbegrip van de lezers rekenen.
Toch twijfelde Humboldt enige tijd toen hem in 1809 het verzoek uit Pruisen bereikte de leiding op zich te nemen over de ‘Sektion des Kultus und des öffentlichen Unterrichts’ bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Pruisen was vernietigend verslagen door Napoleon en in een poging een volksopstand te voorkomen was er dringende behoefte aan hervorming van bovenaf (Reform von oben). In regeringskringen was men eenstemmig over de noodzaak tot liberale hervormingen en zeker ten aanzien van het onderwijs was Wilhelm von Humboldt de meest aangewezen persoon. Aanvankelijk weigerde hij de functie en hij verzocht de koning tevergeefs om verlenging van zijn diplomatieke post in Rome. Uiteindelijk legde Wilhelm zich erbij neer en aanvaarde de nieuwe functie in Pruisen. Van de aanvankelijke twijfel en weigering was niets meer te merken toen hij eenmaal aan zijn taak begon. Met een enorm arbeidsethos en grote dynamiek zette Humboldt zich aan het werk. In nog geen 16 maanden wist hij vele hervormingen aan de hand van zijn reeds eerder op schrift gestelde ideeën over scholing door te voeren.
De basis voor zijn ideeën over opvoeding en scholing had Humboldt al vroeg gelegd. In 1791 voltooide hij de schets Über die Gesetze der Entwicklung der menschlichen Kräfte, waarin hij het belang van scholing uiteenzet. Fundamenteel was daarbij dat het individu centraal stond. Reeds in 1792 voltooide Humboldt wat tegenwoordig als zijn hoofdwerk gezien kan worden: Ideeen zu einem Versuch, die Grenzen der Wirksamkeit des Staates zu bestimmen. Destijds werden slechts delen gepubliceerd. De eerste volledige publicatie zou pas volgen in 1851, toen Alexander zich met de (her)uitgave van de werken van zijn broer bezighield. Anders dan eind achttiende eeuw, toen de tijd nog onvoldoende rijp leek voor de ideeën van Humboldt, was de impact van het werk halverwege de negentiende eeuw enorm. Het werk inspireerde talloze andere auteurs, zoals Edouard Laboulaye (L’Etat et ses limites), John Stuart Mill (On Liberty) en Herbert Spencer (The Man versus the State). In 1854 volgde bovendien een Engelse vertaling van het werk.
Voor Humboldt was de ware bestemming van mensen erin gelegen zichzelf te vormen als een kunstwerk, waarbij alle individuele talenten zoveel mogelijk tot ontplooiing dienden te komen en uiteindelijk tot een harmonieus geheel moesten leiden. De ‘moderne’ staat had in de ogen van Humboldt slechts machtsuitbreiding en bevordering van de algemene welvaart tot doel. Iets wat vergaande regulering en bureaucratie vereiste, waardoor de staat als het ware van bovenaf heil brengt en de eigen kracht en individuele ontplooiing van burgers in de weg zit. Hiertegenover plaatst Humboldt de door hem zo bewonderde Oudheid. Destijds was politieke macht slechts een middel dat uiteindelijk tot een hoger doel zou moeten leiden, te weten ‘het goede leven’. Verlichting van bovenaf (Aufklärung von oben) is voor Humboldt een contradictio in terminis, daar ware Aufklärung in feite geestelijke vorming (Bildung) is en Bildung uiteindelijk per definitie Selbstbildung is. Staatspaternalisme en -inmenging zijn schadelijk, daar een staat slechts naar uniforme regels kan handelen en geen rekening kan houden met de individuele uniciteit. Hoewel de staat als hinderpaal wordt gezien op de individuele weg naar de eigen bestemming, gaat Humboldt niet zover dat hij de staat volledig wil afschaffen.
De staat mag dan wel als een kwaad worden gezien, het zal altijd een noodzakelijk kwaad blijven. De binnenlandse rechtsorde en de (inter)nationale veiligheid kunnen niet zonder een staat. Wel dient de staat zo terughoudend mogelijk te zijn bij het eventuele ingrijpen in het leven van burgers. Zaken als opvoeding, geloof, zedelijkheid of het materiële welzijn van burgers zijn geen staatsaangelegenheden. Een samenleving van vrije burgers is, volgens Humboldt, vreedzaam en welvarend. Mochten bepaalde sociale voorzieningen nodig zijn, dan moeten deze door private initiatieven tot stand worden gebracht. Indien de staat zich met dergelijke zaken gaat bemoeien, verkillen de onderlinge relaties tussen burgers. De aanname dat een dergelijke samenleving daadwerkelijk gaat functioneren is in het geheel terug te voeren op het concept Bildung. Humboldt is ervan overtuigd dat de mens goed is en wanneer ieder individu tot volledige ontplooiing kan komen, zal de aldus stijgende welvaart ook eenvoudiger en vrijwilliger worden verdeeld. Het Bildungsideaal van Humboldt is universeel.
In zijn leidende functie bij de ‘Sektion des Kultus und des öffentlichen Unterrichts’ kreeg Humboldt de kans zijn ideeën daadwerkelijk vorm te geven. Daarbij was enige centralisering – in feite in strijd met Humboldts opvattingen over de staat – aanvankelijk noodzakelijk om de conservatieve krachten die het bestaande systeem wilden handhaven te doorbreken. Humboldt wilde een onderwijssysteem waarbij ieder kind dezelfde mogelijkheden en kansen tot ontplooiing geboden zou krijgen, los van zijn afkomst. Ieder kind moest de gelegenheid krijgen zijn aanleg te ontwikkelen, zonder daarin gestuurd te worden door bijvoorbeeld ouders.
Het onderwijs zou, aldus Humboldt, in drie stadia uiteen moeten vallen. Aan de start staat het Elementarunterricht, waarin het fundament voor leren wordt gelegd. Kinderen leren gedachtes te uiten, verwoorden en begrijpen. Hier wordt het fundament gelegd om überhaupt verder te kunnen leren. Daarna volgt het Schulunterricht. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om het leren van talen en het verwerven van wiskundige en historische kennis. Uiteindelijk doel van dit onderwijs is het ‘overbodig’ maken van de docent. Het kind leert in deze tweede fase zelfstandig te werken. De derde en laatste fase betreft het Universitätsunterricht, de kroon op het individuele Bildungsprozess, waarbij de mens voor wie dat is weggelegd zijn daadwerkelijke bestemming kan vinden. Het devies is hier zelfstandig leren, de professor begeleidt slechts nog op de achtergrond.
De rol van de staat in het onderwijs beperkt zich in de ogen van Humboldt slechts tot het scheppen van de juiste wettelijke en financiële voorwaarden. Overheidsbemoeienis met de inhoud van het onderwijs is uit den boze, daar de staat dan onderwijs zou kunnen misbruiken als middel tot sociale controle. De oprichting van de universiteit in Berlijn in 1810 – ruim een jaar na zijn aantreden – kan wel gezien worden als de kroon op Humboldts hervormingswerkzaamheden. Met veel elan wist hij de benodigde middelen voor de universiteit – oorspronkelijk een idee van de reeds overleden filosoof Johann Jakob Engel – te regelen, alsmede een locatie. Het paleis van de overleden jongere broer van Frederik de Grote in Berlijn. In 1949 werd de universiteit omgedoopt tot de Humboldt-Universität ter nagedachtenis aan de enorme nalatenschap van beide broers. De laatste 16 jaar van zijn leven trok Humboldt zich met zijn gezin terug op Schloss Tegel. Hij overleed in 1835.
Hoewel de ideeën van Humboldt na zijn overlijden zeker in het buitenland – meer dan in Pruisen zelf – veel erkenning kregen en anderen hebben aangezet tot grote werken, geniet zijn hoofdwerk tegenwoordig relatief weinig bekendheid onder een breder publiek. John Stuart Mill, die het werk van Humboldt gebruikte als startpunt voor de beroemde tekst On Liberty, kan zich wat dat betreft op meer eeuwige roem verheugen. Toch was Humboldt voor zijn tijdgenoten een groot denker, en geldt dat zijn ideeën over de vergaande staatsinmenging die nu al te vaak vanzelfsprekend lijkt, ook vandaag de dag nog relevant zijn.
Wie de naam Von Humboldt hoort denkt veelal direct aan de natuuronderzoeker Alexander von Humboldt, die vele reizen maakte en in onder meer Latijns-Amerika en Centraal-Azië veldwerk verrichtte op het gebied van vulkanologie, geologie en mineralogie. Minder bekend is Wilhelm von Humboldt, de twee jaar oudere broer van Alexander, die zich meer op de terreinen onderwijs, cultuur en politiek bewoog. Friedrich Wilhelm Christian Carl Ferdinand von Humboldt, werd op 22 juni 1767 geboren in Potsdam. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Frankfurt an der Oder, maar verruilde deze stad al snel voor Göttingen, alwaar hij ook meer zijn eigen interesses begon te volgen. Zo wijdde hij zich aan filosofie, geschiedenis en de klassieke talen. Ook Alexander richtte zich naast zijn verplichte studie staathuishoudkunde op zijn eigen interesses, zoals oudheidkunde en natuurkunde.
Beide broers zouden in hun carrière heel verschillende wegen inslaan. In 1796 stierf hun moeder Elisabeth. Dankzij de erfenis waren beide broers nu financieel volledig onafhankelijk. Terwijl Alexander daardoor de kans kreeg zijn verre reizen te starten, verschafte het Wilhelm de mogelijkheid met zijn gezin binnen Europa te reizen. In 1802 wist Humboldt de post van Pruisische gezant bij het Vaticaan te bemachtigen. Dankzij dit gezantschap kon Humboldt zijn teruggetrokken studieuze leven voortzetten in Rome. Hij startte vele projecten, doch had grote moeite tot een heldere afbakening te komen. Bovendien konden de essays die hij publiceerde vrijwel zonder uitzondering op onbegrip van de lezers rekenen.
Toch twijfelde Humboldt enige tijd toen hem in 1809 het verzoek uit Pruisen bereikte de leiding op zich te nemen over de ‘Sektion des Kultus und des öffentlichen Unterrichts’ bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Pruisen was vernietigend verslagen door Napoleon en in een poging een volksopstand te voorkomen was er dringende behoefte aan hervorming van bovenaf (Reform von oben). In regeringskringen was men eenstemmig over de noodzaak tot liberale hervormingen en zeker ten aanzien van het onderwijs was Wilhelm von Humboldt de meest aangewezen persoon. Aanvankelijk weigerde hij de functie en hij verzocht de koning tevergeefs om verlenging van zijn diplomatieke post in Rome. Uiteindelijk legde Wilhelm zich erbij neer en aanvaarde de nieuwe functie in Pruisen. Van de aanvankelijke twijfel en weigering was niets meer te merken toen hij eenmaal aan zijn taak begon. Met een enorm arbeidsethos en grote dynamiek zette Humboldt zich aan het werk. In nog geen 16 maanden wist hij vele hervormingen aan de hand van zijn reeds eerder op schrift gestelde ideeën over scholing door te voeren.
De basis voor zijn ideeën over opvoeding en scholing had Humboldt al vroeg gelegd. In 1791 voltooide hij de schets Über die Gesetze der Entwicklung der menschlichen Kräfte, waarin hij het belang van scholing uiteenzet. Fundamenteel was daarbij dat het individu centraal stond. Reeds in 1792 voltooide Humboldt wat tegenwoordig als zijn hoofdwerk gezien kan worden: Ideeen zu einem Versuch, die Grenzen der Wirksamkeit des Staates zu bestimmen. Destijds werden slechts delen gepubliceerd. De eerste volledige publicatie zou pas volgen in 1851, toen Alexander zich met de (her)uitgave van de werken van zijn broer bezighield. Anders dan eind achttiende eeuw, toen de tijd nog onvoldoende rijp leek voor de ideeën van Humboldt, was de impact van het werk halverwege de negentiende eeuw enorm. Het werk inspireerde talloze andere auteurs, zoals Edouard Laboulaye (L’Etat et ses limites), John Stuart Mill (On Liberty) en Herbert Spencer (The Man versus the State). In 1854 volgde bovendien een Engelse vertaling van het werk.
Voor Humboldt was de ware bestemming van mensen erin gelegen zichzelf te vormen als een kunstwerk, waarbij alle individuele talenten zoveel mogelijk tot ontplooiing dienden te komen en uiteindelijk tot een harmonieus geheel moesten leiden. De ‘moderne’ staat had in de ogen van Humboldt slechts machtsuitbreiding en bevordering van de algemene welvaart tot doel. Iets wat vergaande regulering en bureaucratie vereiste, waardoor de staat als het ware van bovenaf heil brengt en de eigen kracht en individuele ontplooiing van burgers in de weg zit. Hiertegenover plaatst Humboldt de door hem zo bewonderde Oudheid. Destijds was politieke macht slechts een middel dat uiteindelijk tot een hoger doel zou moeten leiden, te weten ‘het goede leven’. Verlichting van bovenaf (Aufklärung von oben) is voor Humboldt een contradictio in terminis, daar ware Aufklärung in feite geestelijke vorming (Bildung) is en Bildung uiteindelijk per definitie Selbstbildung is. Staatspaternalisme en -inmenging zijn schadelijk, daar een staat slechts naar uniforme regels kan handelen en geen rekening kan houden met de individuele uniciteit. Hoewel de staat als hinderpaal wordt gezien op de individuele weg naar de eigen bestemming, gaat Humboldt niet zover dat hij de staat volledig wil afschaffen.
De staat mag dan wel als een kwaad worden gezien, het zal altijd een noodzakelijk kwaad blijven. De binnenlandse rechtsorde en de (inter)nationale veiligheid kunnen niet zonder een staat. Wel dient de staat zo terughoudend mogelijk te zijn bij het eventuele ingrijpen in het leven van burgers. Zaken als opvoeding, geloof, zedelijkheid of het materiële welzijn van burgers zijn geen staatsaangelegenheden. Een samenleving van vrije burgers is, volgens Humboldt, vreedzaam en welvarend. Mochten bepaalde sociale voorzieningen nodig zijn, dan moeten deze door private initiatieven tot stand worden gebracht. Indien de staat zich met dergelijke zaken gaat bemoeien, verkillen de onderlinge relaties tussen burgers. De aanname dat een dergelijke samenleving daadwerkelijk gaat functioneren is in het geheel terug te voeren op het concept Bildung. Humboldt is ervan overtuigd dat de mens goed is en wanneer ieder individu tot volledige ontplooiing kan komen, zal de aldus stijgende welvaart ook eenvoudiger en vrijwilliger worden verdeeld. Het Bildungsideaal van Humboldt is universeel.
In zijn leidende functie bij de ‘Sektion des Kultus und des öffentlichen Unterrichts’ kreeg Humboldt de kans zijn ideeën daadwerkelijk vorm te geven. Daarbij was enige centralisering – in feite in strijd met Humboldts opvattingen over de staat – aanvankelijk noodzakelijk om de conservatieve krachten die het bestaande systeem wilden handhaven te doorbreken. Humboldt wilde een onderwijssysteem waarbij ieder kind dezelfde mogelijkheden en kansen tot ontplooiing geboden zou krijgen, los van zijn afkomst. Ieder kind moest de gelegenheid krijgen zijn aanleg te ontwikkelen, zonder daarin gestuurd te worden door bijvoorbeeld ouders.
Het onderwijs zou, aldus Humboldt, in drie stadia uiteen moeten vallen. Aan de start staat het Elementarunterricht, waarin het fundament voor leren wordt gelegd. Kinderen leren gedachtes te uiten, verwoorden en begrijpen. Hier wordt het fundament gelegd om überhaupt verder te kunnen leren. Daarna volgt het Schulunterricht. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om het leren van talen en het verwerven van wiskundige en historische kennis. Uiteindelijk doel van dit onderwijs is het ‘overbodig’ maken van de docent. Het kind leert in deze tweede fase zelfstandig te werken. De derde en laatste fase betreft het Universitätsunterricht, de kroon op het individuele Bildungsprozess, waarbij de mens voor wie dat is weggelegd zijn daadwerkelijke bestemming kan vinden. Het devies is hier zelfstandig leren, de professor begeleidt slechts nog op de achtergrond.
De rol van de staat in het onderwijs beperkt zich in de ogen van Humboldt slechts tot het scheppen van de juiste wettelijke en financiële voorwaarden. Overheidsbemoeienis met de inhoud van het onderwijs is uit den boze, daar de staat dan onderwijs zou kunnen misbruiken als middel tot sociale controle. De oprichting van de universiteit in Berlijn in 1810 – ruim een jaar na zijn aantreden – kan wel gezien worden als de kroon op Humboldts hervormingswerkzaamheden. Met veel elan wist hij de benodigde middelen voor de universiteit – oorspronkelijk een idee van de reeds overleden filosoof Johann Jakob Engel – te regelen, alsmede een locatie. Het paleis van de overleden jongere broer van Frederik de Grote in Berlijn. In 1949 werd de universiteit omgedoopt tot de Humboldt-Universität ter nagedachtenis aan de enorme nalatenschap van beide broers. De laatste 16 jaar van zijn leven trok Humboldt zich met zijn gezin terug op Schloss Tegel. Hij overleed in 1835.
Hoewel de ideeën van Humboldt na zijn overlijden zeker in het buitenland – meer dan in Pruisen zelf – veel erkenning kregen en anderen hebben aangezet tot grote werken, geniet zijn hoofdwerk tegenwoordig relatief weinig bekendheid onder een breder publiek. John Stuart Mill, die het werk van Humboldt gebruikte als startpunt voor de beroemde tekst On Liberty, kan zich wat dat betreft op meer eeuwige roem verheugen. Toch was Humboldt voor zijn tijdgenoten een groot denker, en geldt dat zijn ideeën over de vergaande staatsinmenging die nu al te vaak vanzelfsprekend lijkt, ook vandaag de dag nog relevant zijn.
Beaufort, F. de, van Schie, P., Het Liberalenboek, 2011
Cliteur, P.B., Kinneging, A.A.M. & Van der List, G.A., Filosofen van het klassieke liberalisme, 1993 (hoofdstuk over Wilhelm von Humboldt door A. Labrie).
Humboldt, W. von, Ideen zu einem Versuch, die Grenzen der Wirksamkeit des Staates zu bestimmen, 1851
Geier, M., Die Brüder Humboldt, 2009.