In de landelijke politiek komt de VVD als liberale partij op voor een gezonde economie, beperking van de overheidsuitgaven, een stabiele werkgelegenheid, maar ook voor veiligheid en voor het belang van ons culturele erfgoed. De eerstgenoemde doelen leiden regelmatig tot het verwijt dat liberalen alleen geïnteresseerd zijn in geld.
· In de landelijke politiek komt de VVD als liberale partij op voor een gezonde economie, beperking van de overheidsuitgaven, een stabiele werkgelegenheid, maar ook voor veiligheid en voor het belang van ons culturele erfgoed. De eerstgenoemde doelen leiden regelmatig tot het verwijt dat liberalen alleen geïnteresseerd zijn in geld.
· Het verwijt valt vooral te horen van socialistische zijde. Maar het is een raar verwijt omdat het van mensen komt die graag de burger zoveel mogelijk belastingen opleggen, om de opgehaalde gelden te kunnen herverdelen onder de bevolking. Dat gaat net zo goed over geld, maar zou dan wel sociaal en verantwoordelijk zijn.
· Een gezonde economie is voor liberalen geen doel op zich maar een middel tot een hoger doel, namelijk om zoveel mogelijk kansen te bieden op werk en inkomen. Bovendien is een gezonde economie ook nodig om te zorgen voor degenen die het niet redden.
· Juist daarom is discipline in overheidsuitgaven vanuit het liberalisme gewenst, om de ruimte voor de burger en zijn eigen initiatieven zo groot mogelijk te houden. Hetzelfde geldt voor werkgelegenheid.
· Liberalen gaan er vanuit dat mensen voor zich zelf zorgen; alleen degenen die het echt niet redden zullen ruimhartig worden ondersteund. Dit gaat hoe dan ook op kosten van andere wel werkende burgers. Het is alleen al daarom een misverstand dat het moreel beter zou zijn het ‘niet werken’ te bevorderen door hoge sociale uitkeringen. Ten eerste gaat het om het doorschuiven van geld dat andere burgers verdienen en bovendien doet het mensen geen goed als zij aan uitkeringen gewend raken. Het verlengt hun afhankelijkheid en sociale isolatie, en komt – nogmaals – ten laste van wel hardwerkende burgers. Liberalen beseffen terdege dat de overheid geld van de burgers uitgeeft. Alle geld waarover de overheid beschikt is immers afkomstig van burgers, individueel, of als onderdeel van ondernemingen. Terughoudendheid bij het uitgeven door de overheid van het geld van de burgers is een belangrijke liberale waarde.
· Er is een aanzienlijk verschil tussen wat liberalen voor een goede en verantwoorde sociale politiek houden, en hoe socialisten daarover denken. Hierbij gaat het niet over geld, maar om een visie op mens-zijn. Mens-zijn is: er wat van kunnen maken, voor zover dat tot iemands mogelijkheden en capaciteiten behoort. Bij de ontwikkeling van die capaciteiten speelt de overheid in de visie van liberalen een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Dit is een van de immateriële waarden die belangrijk zijn voor liberalen: dat ieder mens telt, en mag rekenen op anderen, tot hijzelf weer voor zichzelf kan zorgen. Voormensen die op kosten van hun medeburgers zonder redenen in hun bed blijven liggen heeft het liberalisme weinig, om niet te zeggen helemaal geen sympathie. Misbruik van sociale voorzieningen mag volgens liberalen nooit worden toegestaan; integendeel: de overheid heeft de plicht dat misbruik zo gering mogelijk te maken; toegang tot sociale voorzieningenmoet daarom streng zijn, maar wel billijk.
· Goed onderwijs organiseren en garanderen is verbonden met de visie van liberalen dat een mens ook een redelijk wezen is, die door te leren zijn mogelijkheden en kansen zal vergroten. Daarom is onderwijs een belangrijk speerpunt van een liberale politiek. Hoe beter iemands opleiding is, hoe groter de kans op meer gezondheid, welzijn en zelfs op meer geluk.
· Het is wel een vraag hoe de overheid omgaat met eigen initiatieven op het gebied van het onderwijs. In principe past in een liberale staat een vrijheid van onderwijs, maar niet noodzakelijk zo ingevuld als die nu in Nederland geldt. Liberalenwensen een scheiding van kerk en staat, wat betekent dat bijzonder onderwijs op religieuze grondslag toch kritisch wordt bezien, zeker als het op kosten van de overheid wordt gegeven. Los hiervan lijkt er geen twijfel te bestaan aan de noodzaak van een veelomvattende kritische onderwijsinspectie, ook hier ligt een taak voor de overheid.
· Burgers kunnen niet iets van hun leven maken als de overheid geen veilige omgeving garandeert. Dit is een van de andere immateriële zaken die het liberalisme hoog in het vaandel heeft staan. Het kan niet zo zijn dat kleine groepen kwaadwillende burgers het bestaan van goedwillenden verzieken.
De kwaliteit van leven van burgers wordt ten slotte ook bepaald door het bewustzijn in een historische en culturele traditie te staan. Daarom komen liberalen op voor ons cultureel erfgoed, voor kunst, voor taal, voor de betekenis van de geschiedenis. Dit impliceert overigens niet noodzakelijkerwijs, dat kunst altijd door de overheid gesubsidieerd zou moeten worden. De overheid kan ook arrangementen in het leven roepen die het voor burgers makkelijker maken de kunsten te steunen. Maar een zekere mate van verantwoordelijkheid van de overheid voor het domein van de cultuur zal de liberaal niet gauw verwerpen.
· In de landelijke politiek komt de VVD als liberale partij op voor een gezonde economie, beperking van de overheidsuitgaven, een stabiele werkgelegenheid, maar ook voor veiligheid en voor het belang van ons culturele erfgoed. De eerstgenoemde doelen leiden regelmatig tot het verwijt dat liberalen alleen geïnteresseerd zijn in geld.
· Het verwijt valt vooral te horen van socialistische zijde. Maar het is een raar verwijt omdat het van mensen komt die graag de burger zoveel mogelijk belastingen opleggen, om de opgehaalde gelden te kunnen herverdelen onder de bevolking. Dat gaat net zo goed over geld, maar zou dan wel sociaal en verantwoordelijk zijn.
· Een gezonde economie is voor liberalen geen doel op zich maar een middel tot een hoger doel, namelijk om zoveel mogelijk kansen te bieden op werk en inkomen. Bovendien is een gezonde economie ook nodig om te zorgen voor degenen die het niet redden.
· Juist daarom is discipline in overheidsuitgaven vanuit het liberalisme gewenst, om de ruimte voor de burger en zijn eigen initiatieven zo groot mogelijk te houden. Hetzelfde geldt voor werkgelegenheid.
· Liberalen gaan er vanuit dat mensen voor zich zelf zorgen; alleen degenen die het echt niet redden zullen ruimhartig worden ondersteund. Dit gaat hoe dan ook op kosten van andere wel werkende burgers. Het is alleen al daarom een misverstand dat het moreel beter zou zijn het ‘niet werken’ te bevorderen door hoge sociale uitkeringen. Ten eerste gaat het om het doorschuiven van geld dat andere burgers verdienen en bovendien doet het mensen geen goed als zij aan uitkeringen gewend raken. Het verlengt hun afhankelijkheid en sociale isolatie, en komt – nogmaals – ten laste van wel hardwerkende burgers. Liberalen beseffen terdege dat de overheid geld van de burgers uitgeeft. Alle geld waarover de overheid beschikt is immers afkomstig van burgers, individueel, of als onderdeel van ondernemingen. Terughoudendheid bij het uitgeven door de overheid van het geld van de burgers is een belangrijke liberale waarde.
· Er is een aanzienlijk verschil tussen wat liberalen voor een goede en verantwoorde sociale politiek houden, en hoe socialisten daarover denken. Hierbij gaat het niet over geld, maar om een visie op mens-zijn. Mens-zijn is: er wat van kunnen maken, voor zover dat tot iemands mogelijkheden en capaciteiten behoort. Bij de ontwikkeling van die capaciteiten speelt de overheid in de visie van liberalen een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Dit is een van de immateriële waarden die belangrijk zijn voor liberalen: dat ieder mens telt, en mag rekenen op anderen, tot hijzelf weer voor zichzelf kan zorgen. Voormensen die op kosten van hun medeburgers zonder redenen in hun bed blijven liggen heeft het liberalisme weinig, om niet te zeggen helemaal geen sympathie. Misbruik van sociale voorzieningen mag volgens liberalen nooit worden toegestaan; integendeel: de overheid heeft de plicht dat misbruik zo gering mogelijk te maken; toegang tot sociale voorzieningenmoet daarom streng zijn, maar wel billijk.
· Goed onderwijs organiseren en garanderen is verbonden met de visie van liberalen dat een mens ook een redelijk wezen is, die door te leren zijn mogelijkheden en kansen zal vergroten. Daarom is onderwijs een belangrijk speerpunt van een liberale politiek. Hoe beter iemands opleiding is, hoe groter de kans op meer gezondheid, welzijn en zelfs op meer geluk.
· Het is wel een vraag hoe de overheid omgaat met eigen initiatieven op het gebied van het onderwijs. In principe past in een liberale staat een vrijheid van onderwijs, maar niet noodzakelijk zo ingevuld als die nu in Nederland geldt. Liberalenwensen een scheiding van kerk en staat, wat betekent dat bijzonder onderwijs op religieuze grondslag toch kritisch wordt bezien, zeker als het op kosten van de overheid wordt gegeven. Los hiervan lijkt er geen twijfel te bestaan aan de noodzaak van een veelomvattende kritische onderwijsinspectie, ook hier ligt een taak voor de overheid.
· Burgers kunnen niet iets van hun leven maken als de overheid geen veilige omgeving garandeert. Dit is een van de andere immateriële zaken die het liberalisme hoog in het vaandel heeft staan. Het kan niet zo zijn dat kleine groepen kwaadwillende burgers het bestaan van goedwillenden verzieken.
De kwaliteit van leven van burgers wordt ten slotte ook bepaald door het bewustzijn in een historische en culturele traditie te staan. Daarom komen liberalen op voor ons cultureel erfgoed, voor kunst, voor taal, voor de betekenis van de geschiedenis. Dit impliceert overigens niet noodzakelijkerwijs, dat kunst altijd door de overheid gesubsidieerd zou moeten worden. De overheid kan ook arrangementen in het leven roepen die het voor burgers makkelijker maken de kunsten te steunen. Maar een zekere mate van verantwoordelijkheid van de overheid voor het domein van de cultuur zal de liberaal niet gauw verwerpen.