Het sociaal-liberalisme vindt zijn oorsprong in de tweede helft van de 19e eeuw. Het is een variant van het liberalisme die wel hecht aan de vrije ontplooiing van het individu, maar die stelt dat het individu niet los van zijn omgeving kan worden gezien.
Velen afficheren zich graag als ‘sociaal-liberaal’. D66 heeft een jaar of twintig geleden ook ineens bedacht dat ze sociaal-liberaal wilde zijn. Maar de term wordt meer gebruikt dan begrepen. Sociaal-liberaal wil niet zeggen: liberaal met een sociaal gezicht. Alsof andere liberalen niet sociaal zouden zijn.
Het sociaal-liberalisme vindt zijn oorsprong in de tweede helft van de 19e eeuw. Het is een variant van het liberalisme die wel hecht aan de vrije ontplooiing van het individu, maar die stelt dat het individu niet los van zijn omgeving kan worden gezien. De omgeving raakt en maakt het individu. Er vinden voortdurend positief te waarderen uitwisselingen plaats tussen individuen, sociale verbanden en de samenleving als geheel. Een individu behoort zich in deze visie ook niet af te zonderen, maar dient een eigen bijdrage te leveren aan de samenleving. Welke, dat is aan hem of haar te bepalen, maar ontplooiing is niet vrijblijvend.
De staat heeft daarbij een duidelijk grotere rol te vervullen dan in het klassiek-liberalisme. De staat moet geen taken overnemen van de individuen en hun maatschappelijke verbanden, maar deze wel faciliteren en begeleiden. Sociaal-liberalen geloven niet dat wat iemand bereikt in het leven, geheel zijn eigen verdienste is. Een succesvol ondernemer bijvoorbeeld heeft gebruik van gemaakt van onderwijs en van wegen. De staat heeft aldus in de burgers geïnvesteerd. Als de burgers vervolgens leuk verdienen, heeft de staat recht op rendement over zijn investering. Belastingen zijn dan ook voor sociaal-liberalen geen noodzakelijk kwaad, maar vormen als het ware een winstuitkering aan de staat op zijn aandelen.
Velen afficheren zich graag als ‘sociaal-liberaal’. D66 heeft een jaar of twintig geleden ook ineens bedacht dat ze sociaal-liberaal wilde zijn. Maar de term wordt meer gebruikt dan begrepen. Sociaal-liberaal wil niet zeggen: liberaal met een sociaal gezicht. Alsof andere liberalen niet sociaal zouden zijn.
Het sociaal-liberalisme vindt zijn oorsprong in de tweede helft van de 19e eeuw. Het is een variant van het liberalisme die wel hecht aan de vrije ontplooiing van het individu, maar die stelt dat het individu niet los van zijn omgeving kan worden gezien. De omgeving raakt en maakt het individu. Er vinden voortdurend positief te waarderen uitwisselingen plaats tussen individuen, sociale verbanden en de samenleving als geheel. Een individu behoort zich in deze visie ook niet af te zonderen, maar dient een eigen bijdrage te leveren aan de samenleving. Welke, dat is aan hem of haar te bepalen, maar ontplooiing is niet vrijblijvend.
De staat heeft daarbij een duidelijk grotere rol te vervullen dan in het klassiek-liberalisme. De staat moet geen taken overnemen van de individuen en hun maatschappelijke verbanden, maar deze wel faciliteren en begeleiden. Sociaal-liberalen geloven niet dat wat iemand bereikt in het leven, geheel zijn eigen verdienste is. Een succesvol ondernemer bijvoorbeeld heeft gebruik van gemaakt van onderwijs en van wegen. De staat heeft aldus in de burgers geïnvesteerd. Als de burgers vervolgens leuk verdienen, heeft de staat recht op rendement over zijn investering. Belastingen zijn dan ook voor sociaal-liberalen geen noodzakelijk kwaad, maar vormen als het ware een winstuitkering aan de staat op zijn aandelen.