12
Dec
2020

Amerikaans 'liberalism'

Liberalisme

Geschiedenis

Nederlandse liberalen plaatsen zich, net als de meeste geestverwanten elders op het Europese vasteland, centrum-rechts. Maar in de Verenigde Staten zijn de ‘liberals’ behoorlijk links. Hoe kan dat? Een (te) simpel antwoord luidt dat het hele politieke spectrum in de VS rechtser is dan in Europa

Nederlandse liberalen plaatsen zich, net als de meeste geestverwanten elders op het Europese vasteland, centrum-rechts. Maar in de Verenigde Staten zijn de ‘liberals’ behoorlijk links. Hoe kan dat? Een (te) simpel antwoord luidt dat het hele politieke spectrum in de VS rechtser is dan in Europa. Zelfs voor zover dat waar is, is het als antwoord lang niet compleet.

Hoewel de Amerikaanse term niet duidelijk is gedefinieerd, staan ‘liberals’ daar veelal een andere politiek voor dan liberalen hier. Soms zelfs het tegenovergestelde. Liberalen hier willen vanouds dat de overheid beperkt blijft in takenpakket en dus in omvang. Amerikaanse ‘liberals’ willen juist méér overheid.

Dat is niet altijd zo geweest. Tot ongeveer een eeuw geleden betekende ‘liberal’ in de VS hetzelfde als hier. Daarna begon de omslag. In de jaren dertig omarmden ‘liberals’ in de VS de New Deal van president Franklin Delano Roosevelt, een pakket aan maatregelen om met publieke werken en andere overheidsinterventies de in het slop zittende economie van bovenaf te stimuleren. Sociaal-economisch gezien ging de betekenis van het Amerikaanse ‘liberalism’ haaks staan op de oorspronkelijke inhoud.

Tegenwoordig identificeren Amerikaanse ‘liberals’ zich vaak met ‘identity politics’. Die politiek gaat veel verder dan het liberale verlangen van een gelijke behandeling voor alle burgers. Identiteitspolitiek claimt speciale groepsrechten voor minderheden, wat juist indruist tegen rechtsgelijkheid en een overheid die handelt in het algemeen belang. Identiteitspolitici beoordelen mensen op groepskenmerken, echte liberalen waarderen elk individu op zich.

Opiniepeilers vragen Amerikanen al decennia naar hun ‘zelf-identificatie’. In de jaren tachtig noemde ongeveer 15% van de Amerikaanse kiezers zichzelf ‘liberal’. Inmiddels is dit gegroeid naar 26% (laatste Gallup-peiling), onder de jongste kiezers zelfs 35%. Zij neigen vooral naar de Democraten, amper naar de Republikeinen. Helaas is dit geen teken dat de Amerikaanse kiezers liberaler zijn geworden, wel linkser.

Nederlandse liberalen plaatsen zich, net als de meeste geestverwanten elders op het Europese vasteland, centrum-rechts. Maar in de Verenigde Staten zijn de ‘liberals’ behoorlijk links. Hoe kan dat? Een (te) simpel antwoord luidt dat het hele politieke spectrum in de VS rechtser is dan in Europa. Zelfs voor zover dat waar is, is het als antwoord lang niet compleet.

Hoewel de Amerikaanse term niet duidelijk is gedefinieerd, staan ‘liberals’ daar veelal een andere politiek voor dan liberalen hier. Soms zelfs het tegenovergestelde. Liberalen hier willen vanouds dat de overheid beperkt blijft in takenpakket en dus in omvang. Amerikaanse ‘liberals’ willen juist méér overheid.

Dat is niet altijd zo geweest. Tot ongeveer een eeuw geleden betekende ‘liberal’ in de VS hetzelfde als hier. Daarna begon de omslag. In de jaren dertig omarmden ‘liberals’ in de VS de New Deal van president Franklin Delano Roosevelt, een pakket aan maatregelen om met publieke werken en andere overheidsinterventies de in het slop zittende economie van bovenaf te stimuleren. Sociaal-economisch gezien ging de betekenis van het Amerikaanse ‘liberalism’ haaks staan op de oorspronkelijke inhoud.

Tegenwoordig identificeren Amerikaanse ‘liberals’ zich vaak met ‘identity politics’. Die politiek gaat veel verder dan het liberale verlangen van een gelijke behandeling voor alle burgers. Identiteitspolitiek claimt speciale groepsrechten voor minderheden, wat juist indruist tegen rechtsgelijkheid en een overheid die handelt in het algemeen belang. Identiteitspolitici beoordelen mensen op groepskenmerken, echte liberalen waarderen elk individu op zich.

Opiniepeilers vragen Amerikanen al decennia naar hun ‘zelf-identificatie’. In de jaren tachtig noemde ongeveer 15% van de Amerikaanse kiezers zichzelf ‘liberal’. Inmiddels is dit gegroeid naar 26% (laatste Gallup-peiling), onder de jongste kiezers zelfs 35%. Zij neigen vooral naar de Democraten, amper naar de Republikeinen. Helaas is dit geen teken dat de Amerikaanse kiezers liberaler zijn geworden, wel linkser.