Het woord solidariteit wordt gedurende de coronacrisis vaak in de mond genomen. Wetenschappelijk medewerker Fleur de Beaufort reflecteert in deze column op het begrip solidariteit, en hoe liberalen dit zien. Deze column staat ook in ons liberaal journaal over de coronacrisis.
Het moment waarop als gevolg van het coronavirus ook in Nederland ingrijpen maatregelen werden aangekondigd, maatregelen die bovendien gepaard gingen met veel ongewisheid over de ernst en de duur, leek even het slechtste in de mens boven te komen. Men vergat alles om zich heen en begon aan het grote hamsteren. Even leek ‘eigen voorraadkast vol’ het allerbelangrijkste. De eerste beelden van lege schappen in de zwaarst getroffen Italiaanse regio’s werkten alleen maar bevestigend. De vraag of er voldoende overbleef voor anderen verdween naar de achtergrond, waardoor aanvankelijk met name de mensen die bijvoorbeeld juist nu extra lange diensten draaiden, zoals het zorgpersoneel, nogal eens achter het net viste. In supermarkten heerste enige tijd een grimmige sfeer en veel grootgrutters gingen over tot het aanstellen van beveiliging ter bescherming van hun personeel. De premier kwalificeerde dit gedrag tijdens een persconferentie als onnodig en egoïstisch.
Het gedrag bleek slechts van korte duur en al snel maakte de – op zich niet onbegrijpelijke, want toch ook menselijke – zucht naar zelfbehoud juist plaats voor oprechte solidariteit. De vele nieuwe lokale initiatieven die de afgelopen weken ontstonden zijn stille getuige van de liberale overtuiging dat solidariteit uiteindelijk het krachtigst is waar ze uit vrijheid ontstaat.
Voor liberalen is er een belangrijk verschil tussen wat directe en indirecte solidariteit genoemd kan worden. Daar waar de directe solidariteit vorm krijgt in het private domein, waar burgers onderling op vrijwillige basis overeenkomsten sluiten en elkaar helpen, wordt indirecte solidariteit juist op het publieke vlak door de overheid geregeld. Via collectieve, verplichte arrangementen organiseert de overheid als het ware de sociale rechtvaardigheid binnen de samenleving. Directe solidariteit rust op eigen initiatief en vrijwilligheid, terwijl indirecte solidariteit wettelijk wordt geregeld en op plicht is gebaseerd.
Hoewel liberalen zeker vandaag de dag het belang van indirecte solidariteit erkennen – niet voor niets stonden liberalen eind negentiende eeuw aan de wieg van de sociale wetgeving – zijn ze ook beducht voor het wegvallen van individuele verantwoordelijkheid, eigen initiatief en directe solidariteit. De negentiende-eeuwse Franse journalist en parlementariër Frédéric Bastiat meende zelfs dat solidariteit afdwingen haar in feite vernietigen is. Solidariteit is spontaan.
De waakzaamheid voor een te grote overheid en teveel indirecte solidariteit komt voor liberalen ook voort uit hun mensbeeld. Zij gaan ervan uit dat mensen van nature sociale wezens zijn, die elkaar in alle vrijheid opzoeken, zich met elkaar verenigen en daar waar nodig ook solidair met elkaar zijn. Daarbij geldt voor liberalen dat de verbanden die mensen op vrijwillige basis met elkaar aangaan vele malen sterker zijn dan verbanden die van bovenaf aan mensen zijn opgelegd. Hetzelfde geldt voor solidariteit. Indien mensen zich uit vrije keuze solidair tonen met mensen uit hun omgeving – zoals ook veelvuldig gebeurt – doen zij dit veel bewuster dan wanneer solidariteit via de overheid wordt opgelegd.
Daarbij realiseren liberalen zich dat individuen veelal de grootste solidariteit voelen met mensen uit hun directe omgeving. Naarmate afstanden tussen mensen groter worden neemt de directe solidariteit over het algemeen af. Het is doorgaans makkelijker je te identificeren met een slachtoffer of hardwerkende hulpverlener uit de eigen nabije omgeving, dan heel ver weg.
Diverse initiatieven tonen aan hoe krachtig directe solidariteit kan zijn, zeker in tijden van crisis wanneer de indirecte solidariteit niet zonder of snel genoeg op nieuw ontstane behoeftes kan inspelen. Mensen sturen ouderen een kaartje of bloemetje in de strijd tegen eenzaamheid, nu bezoeken in verzorgingstehuizen niet meer mogelijk is. Er worden boodschappen gedaan voor buurtgenoten die tot de risicogroep behoren en supermarkten openen speciaal voor ouderen een uurtje eerder, zodat ze in alle rust hun boodschappen kunnen doen. Initiatieven om getroffen ondernemers te helpen die hun inkomsten tijdelijk tot het nulpunt zagen dalen. Ondernemers die met hun personeel te hulp schieten in bedrijfstakken waar een tekort aan arbeidskrachten is nu de grenzen dicht zijn. Een extraatje tussendoor voor zorgpersoneel, bijvoorbeeld in de vorm van een bosje bloemen of een zoete lekkernij. Initiatieven om toch vooral lokaal te kopen en zo de middenstand te steunen – boerderijwinkels zien hun omzet al groeien.
Langzaam wordt in de media al gezinspeeld op mogelijk blijvende verandering in onze samenleving ook na deze crisis. Hoe mooi ook, het lijkt zeer onwaarschijnlijk. Niet alleen verdwijnt met de crisis een gevoel van urgentie in het omzien naar elkaar, ook zal het nu opspelende geweten weer voldoende gesust worden door de enorme hoeveelheid indirecte solidariteit. De noodzaak van directe solidariteit wordt ermee teniet gedaan.
Het moment waarop als gevolg van het coronavirus ook in Nederland ingrijpen maatregelen werden aangekondigd, maatregelen die bovendien gepaard gingen met veel ongewisheid over de ernst en de duur, leek even het slechtste in de mens boven te komen. Men vergat alles om zich heen en begon aan het grote hamsteren. Even leek ‘eigen voorraadkast vol’ het allerbelangrijkste. De eerste beelden van lege schappen in de zwaarst getroffen Italiaanse regio’s werkten alleen maar bevestigend. De vraag of er voldoende overbleef voor anderen verdween naar de achtergrond, waardoor aanvankelijk met name de mensen die bijvoorbeeld juist nu extra lange diensten draaiden, zoals het zorgpersoneel, nogal eens achter het net viste. In supermarkten heerste enige tijd een grimmige sfeer en veel grootgrutters gingen over tot het aanstellen van beveiliging ter bescherming van hun personeel. De premier kwalificeerde dit gedrag tijdens een persconferentie als onnodig en egoïstisch.
Het gedrag bleek slechts van korte duur en al snel maakte de – op zich niet onbegrijpelijke, want toch ook menselijke – zucht naar zelfbehoud juist plaats voor oprechte solidariteit. De vele nieuwe lokale initiatieven die de afgelopen weken ontstonden zijn stille getuige van de liberale overtuiging dat solidariteit uiteindelijk het krachtigst is waar ze uit vrijheid ontstaat.
Voor liberalen is er een belangrijk verschil tussen wat directe en indirecte solidariteit genoemd kan worden. Daar waar de directe solidariteit vorm krijgt in het private domein, waar burgers onderling op vrijwillige basis overeenkomsten sluiten en elkaar helpen, wordt indirecte solidariteit juist op het publieke vlak door de overheid geregeld. Via collectieve, verplichte arrangementen organiseert de overheid als het ware de sociale rechtvaardigheid binnen de samenleving. Directe solidariteit rust op eigen initiatief en vrijwilligheid, terwijl indirecte solidariteit wettelijk wordt geregeld en op plicht is gebaseerd.
Hoewel liberalen zeker vandaag de dag het belang van indirecte solidariteit erkennen – niet voor niets stonden liberalen eind negentiende eeuw aan de wieg van de sociale wetgeving – zijn ze ook beducht voor het wegvallen van individuele verantwoordelijkheid, eigen initiatief en directe solidariteit. De negentiende-eeuwse Franse journalist en parlementariër Frédéric Bastiat meende zelfs dat solidariteit afdwingen haar in feite vernietigen is. Solidariteit is spontaan.
De waakzaamheid voor een te grote overheid en teveel indirecte solidariteit komt voor liberalen ook voort uit hun mensbeeld. Zij gaan ervan uit dat mensen van nature sociale wezens zijn, die elkaar in alle vrijheid opzoeken, zich met elkaar verenigen en daar waar nodig ook solidair met elkaar zijn. Daarbij geldt voor liberalen dat de verbanden die mensen op vrijwillige basis met elkaar aangaan vele malen sterker zijn dan verbanden die van bovenaf aan mensen zijn opgelegd. Hetzelfde geldt voor solidariteit. Indien mensen zich uit vrije keuze solidair tonen met mensen uit hun omgeving – zoals ook veelvuldig gebeurt – doen zij dit veel bewuster dan wanneer solidariteit via de overheid wordt opgelegd.
Daarbij realiseren liberalen zich dat individuen veelal de grootste solidariteit voelen met mensen uit hun directe omgeving. Naarmate afstanden tussen mensen groter worden neemt de directe solidariteit over het algemeen af. Het is doorgaans makkelijker je te identificeren met een slachtoffer of hardwerkende hulpverlener uit de eigen nabije omgeving, dan heel ver weg.
Diverse initiatieven tonen aan hoe krachtig directe solidariteit kan zijn, zeker in tijden van crisis wanneer de indirecte solidariteit niet zonder of snel genoeg op nieuw ontstane behoeftes kan inspelen. Mensen sturen ouderen een kaartje of bloemetje in de strijd tegen eenzaamheid, nu bezoeken in verzorgingstehuizen niet meer mogelijk is. Er worden boodschappen gedaan voor buurtgenoten die tot de risicogroep behoren en supermarkten openen speciaal voor ouderen een uurtje eerder, zodat ze in alle rust hun boodschappen kunnen doen. Initiatieven om getroffen ondernemers te helpen die hun inkomsten tijdelijk tot het nulpunt zagen dalen. Ondernemers die met hun personeel te hulp schieten in bedrijfstakken waar een tekort aan arbeidskrachten is nu de grenzen dicht zijn. Een extraatje tussendoor voor zorgpersoneel, bijvoorbeeld in de vorm van een bosje bloemen of een zoete lekkernij. Initiatieven om toch vooral lokaal te kopen en zo de middenstand te steunen – boerderijwinkels zien hun omzet al groeien.
Langzaam wordt in de media al gezinspeeld op mogelijk blijvende verandering in onze samenleving ook na deze crisis. Hoe mooi ook, het lijkt zeer onwaarschijnlijk. Niet alleen verdwijnt met de crisis een gevoel van urgentie in het omzien naar elkaar, ook zal het nu opspelende geweten weer voldoende gesust worden door de enorme hoeveelheid indirecte solidariteit. De noodzaak van directe solidariteit wordt ermee teniet gedaan.