Toen Francis Fukuyama het ‘einde van de geschiedenis’ verkondigde leek het allemaal zo klaar als een klontje. Als eindresultaat van het proces van economische ontwikkeling zou de (liberale) democratie uiteindelijk overal ter wereld zegevieren. Bij de ontwikkeling van arme landen was het ontstaan van een democratie dus slechts een kwestie van tijd. Maar klopte deze vermeende samenhang tussen democratie en economische ontwikkeling wel?
De moderniseringstheorie stelt dat politiek een sociale progressie automatisch volgen na economische ontwikkeling. Hoe meer een land zich ontwikkelt, hoe meer economische vrijheid burgers krijgen, en hoe meer politieke en sociale rechten zij hierop zullen verwachten. Als logisch eindpunt van dit evolutionaire proces ontstaat uiteindelijk een goed functionerende democratie, waarin iedere burger medezeggenschap heeft over de publieke zaak ener eerlijke verkiezingen plaatsvinden. Het is een theorie die overeenstemt met de geschiedenis van veel Westerse landen, maar tekortschiet wanneer wij kijken naar andere meer recente voorbeelden.
Toen de slapende reus China eindelijk ontwaakteen zich in rap tempo economisch begon te ontwikkelen vanaf eind jaren 70dachten velen dat dit succes zou resulteren in het openbreken van het autoritaire stelsel in het land. Anno 2020 heeft de Communistische Partijechter nog even strak de touwtjes in handen als in de tijd van Mao en zijn vrijeverkiezingen uitgesloten. Het land propageert zijn alternatieve ontwikkelingsmodel zelfs bij andere autoritaire bestuurders wereldwijd. Maar ook een land als Saoedi-Arabië heeft zichzelf met behulp van zijn natuurlijke hulpbronnen economisch ontwikkeld, zonder dat het autoritaire systeem plaats heeft moeten maken voor een democratisch bestel. Economische ontwikkeling blijkt dus geen garantie te zijn voor democratisering. Maar hoe zit het dan vice versa; zorgt democratie dan misschien voor economische ontwikkeling?
In 2003 viel een coalitieleger onder leiding van de Verenigde Staten Irak binnen om een einde te brengen aan de dictatuur van Saddam Hoessein. Vervolgens werd gepoogd om in het land een democratie te introduceren. Daar waar Hoessein de sektarische spanningen in het land wist te onderdrukken kon de prille democratie deze onderlinge animositeit niet beteugelen en verviel het land in een burgeroorlog. Als het doel van de democratie was om politieke stabiliteit te garanderen, dan was dit duidelijk gefaald in Irak. Toch staat de democratie daar nog altijd overeind, wat gezien de omstandigheden zeker bewonderenswaardig te noemen is. Het heeft echter niet geresulteerd in stabiliteit en duurzame economische ontwikkeling bleef uit in het land.
In beide richtingen lijkt het verbandtussen economische ontwikkeling en democratie dus vrij discutabel. Wellicht zijner andere factoren die relevanter zijn voor de bevordering van democratie, zoals onderwijs en persvrijheid. Een goedopgeleide en -geïnformeerde bevolking bestaat uit kritische burgers die politiek betrokken zijn. Burgers zijn dan beter gewapend tegen de retoriek van demagogen die erop uit zijn de democratie te weren en instituties omver te werpen. Chinese en Saoedische burgers kennen misschien meer economische welvaart dan vroeger, maar worden nog even sterk geïndoctrineerd als daarvoor. Ontwikkeling gaat niet alleen om economische vrijheid, maar ook om sociale en politieke vrijheden. Goed onderwijs en persvrijheid vormen daarmee de echte voedingsbodems voor de democratie. Dit is belangrijk in ons achterhoofd te houden. Niet alleen bij het stimuleren van democratie in ontwikkelingslanden, maar ook bij het behouden van de democratie in landen zoals de onze, waar deze als vanzelfsprekend wordt gezien.
De moderniseringstheorie stelt dat politiek een sociale progressie automatisch volgen na economische ontwikkeling. Hoe meer een land zich ontwikkelt, hoe meer economische vrijheid burgers krijgen, en hoe meer politieke en sociale rechten zij hierop zullen verwachten. Als logisch eindpunt van dit evolutionaire proces ontstaat uiteindelijk een goed functionerende democratie, waarin iedere burger medezeggenschap heeft over de publieke zaak ener eerlijke verkiezingen plaatsvinden. Het is een theorie die overeenstemt met de geschiedenis van veel Westerse landen, maar tekortschiet wanneer wij kijken naar andere meer recente voorbeelden.
Toen de slapende reus China eindelijk ontwaakteen zich in rap tempo economisch begon te ontwikkelen vanaf eind jaren 70dachten velen dat dit succes zou resulteren in het openbreken van het autoritaire stelsel in het land. Anno 2020 heeft de Communistische Partijechter nog even strak de touwtjes in handen als in de tijd van Mao en zijn vrijeverkiezingen uitgesloten. Het land propageert zijn alternatieve ontwikkelingsmodel zelfs bij andere autoritaire bestuurders wereldwijd. Maar ook een land als Saoedi-Arabië heeft zichzelf met behulp van zijn natuurlijke hulpbronnen economisch ontwikkeld, zonder dat het autoritaire systeem plaats heeft moeten maken voor een democratisch bestel. Economische ontwikkeling blijkt dus geen garantie te zijn voor democratisering. Maar hoe zit het dan vice versa; zorgt democratie dan misschien voor economische ontwikkeling?
In 2003 viel een coalitieleger onder leiding van de Verenigde Staten Irak binnen om een einde te brengen aan de dictatuur van Saddam Hoessein. Vervolgens werd gepoogd om in het land een democratie te introduceren. Daar waar Hoessein de sektarische spanningen in het land wist te onderdrukken kon de prille democratie deze onderlinge animositeit niet beteugelen en verviel het land in een burgeroorlog. Als het doel van de democratie was om politieke stabiliteit te garanderen, dan was dit duidelijk gefaald in Irak. Toch staat de democratie daar nog altijd overeind, wat gezien de omstandigheden zeker bewonderenswaardig te noemen is. Het heeft echter niet geresulteerd in stabiliteit en duurzame economische ontwikkeling bleef uit in het land.
In beide richtingen lijkt het verbandtussen economische ontwikkeling en democratie dus vrij discutabel. Wellicht zijner andere factoren die relevanter zijn voor de bevordering van democratie, zoals onderwijs en persvrijheid. Een goedopgeleide en -geïnformeerde bevolking bestaat uit kritische burgers die politiek betrokken zijn. Burgers zijn dan beter gewapend tegen de retoriek van demagogen die erop uit zijn de democratie te weren en instituties omver te werpen. Chinese en Saoedische burgers kennen misschien meer economische welvaart dan vroeger, maar worden nog even sterk geïndoctrineerd als daarvoor. Ontwikkeling gaat niet alleen om economische vrijheid, maar ook om sociale en politieke vrijheden. Goed onderwijs en persvrijheid vormen daarmee de echte voedingsbodems voor de democratie. Dit is belangrijk in ons achterhoofd te houden. Niet alleen bij het stimuleren van democratie in ontwikkelingslanden, maar ook bij het behouden van de democratie in landen zoals de onze, waar deze als vanzelfsprekend wordt gezien.