Bij Europese verkiezingen of wanneer de relatie tussen Nederland en de Europese Unie centraal staat in landelijke debatten, benadrukken pro-Europese partijen vaak dat een sterkere en invloedrijkere EU goed is voor Nederland. Gedurende de meest recente Europese verkiezingen in juni zagen we posters met leuzen zoals ‘Sterk Nederland Sterk Europa’ van D66 of ‘Sterk Europa = Sterk Nederland’ van de PvdA. Tegelijkertijd betogen eurosceptische partijen juist dat Nederland beter af is met meer afstand tot Brussel. Zo verkondigde de PVV eerder dat ‘Nederland weer op 1’ moest staan. Alle politieke partijen zijn er volledig van overtuigd dat ze het beste doen voor Nederland. Waar ze in dit geval over verschillen, is of meer EU goed is voor Nederland.
Hieronder ligt een nog fundamentelere vraag: kunnen we überhaupt wel vaststellen wat goed is voor Nederland?
Om te bepalen wat goed is voor Nederland, moeten we eerst vaststellen wat ‘Nederland’ precies is. In geografische termen lijkt dat eenvoudig: het is het moerassige stukje grond tussen Vaals en Den Helder, grotendeels onder zeeniveau, met een paar Waddeneilanden. Juridisch gezien is Nederland een constitutionele staat die bijna 18 miljoen mensen met een Nederlands paspoort bestuurt. Maar dit is niet het ‘Nederland’ waar politici en campagneslogans naar verwijzen.
Wanneer Frans Timmermans in een debat stelt dat sommige mensen in ons land het gevoel hebben er niet bij te horen, gaat dat niet over het grondgebied of het staatsburgerschap. Timmermans spreekt over een ander Nederland: een metafysisch Nederland, een idee dat verder reikt dan tastbare grenzen of documenten.
Wanneer iets goed is voor Nederland, is het dan goed voor alle Nederlanders? Is het dan goed voor de meeste Nederlanders? Is bijvoorbeeld het steunen van grote bedrijven goed voor de meeste Nederlanders, of juist het inperken van hun macht? Is het vrije woord goed voor Nederland? De antwoorden op deze vragen verschillen enorm van persoon tot persoon.
Er is op dit moment uiteraard een maatschappelijke discussie over wie we daadwerkelijk tot ‘de Nederlanders’ kunnen rekenen. Deze column zal zich niet verder verdiepen in de vraag of mensen die een Nederlands paspoort bezitten maar weinig van de Nederlandse waarden delen ook bij de Nederlanders horen, want zelfs wanneer we precies weten wie er een Nederlander is en wie niet, blijven we zitten met hetzelfde probleem.
Het metafysische Nederland waar de eerdergenoemde campagneleuzen naar verwijzen, is moeilijk concreet te maken. Ze gebruiken het idee van het nationaal belang in een normatieve vorm en lopen daarmee tegen een paradox aan. Zodra we Nederland in normatieve termen definiëren, blijken de verschillen tussen ‘Nederlanders’ te groot en vervalt het idee van een gedeelde gemeenschap. De ‘Nederlanders’ zijn dan ineens een collectie van zeer verschillende individuen, waardoor het idee van het ‘Nederlandse belang’ een mythe blijkt te zijn.
Politieke partijen geloven ongetwijfeld oprecht dat zij het beste doen ‘voor Nederland’ en slogans over het nationaal belang spreken veel mensen aan omdat ze resoneren met het gevoel van een Rousseauiaanse volonté générale—de algemene wil van het volk, maar elke poging om dit concept concreet in te vullen, schept eerder verdeeldheid dan eenheid.
Zolang we het idee van een metafysisch Nederland koesteren, blijft onze samenleving georganiseerd en onze politieke instituties gelegitimeerd. Het biedt ons een gedeeld verhaal dat rust en samenhang creëert. Hoewel het moeilijk is om een gedeelde kern te vinden die alle Nederlanders verenigt, vormen ze samen een natie, en die natie legitimeert onze instituties. Maar deze gedeelde identiteit is vooral descriptief: we hebben een vaag idee wie ‘bij de natie hoort,’ maar wat dit precies inhoudt, blijft ongrijpbaar.
Op het moment dat we deze mythe proberen te vertalen naar normatieve uitspraken over wat goed is voor Nederland, ontstaat conflict. Verschillende visies op het nationaal belang botsen, en de eenheid brokkelt af. Misschien is het tijd om te erkennen dat Nederland als metafysisch concept beter werkt als descriptief concept dan als norm en afstand te nemen van campagneleuzen die een metafysisch Nederland suggereren.
Bij Europese verkiezingen of wanneer de relatie tussen Nederland en de Europese Unie centraal staat in landelijke debatten, benadrukken pro-Europese partijen vaak dat een sterkere en invloedrijkere EU goed is voor Nederland. Gedurende de meest recente Europese verkiezingen in juni zagen we posters met leuzen zoals ‘Sterk Nederland Sterk Europa’ van D66 of ‘Sterk Europa = Sterk Nederland’ van de PvdA. Tegelijkertijd betogen eurosceptische partijen juist dat Nederland beter af is met meer afstand tot Brussel. Zo verkondigde de PVV eerder dat ‘Nederland weer op 1’ moest staan. Alle politieke partijen zijn er volledig van overtuigd dat ze het beste doen voor Nederland. Waar ze in dit geval over verschillen, is of meer EU goed is voor Nederland.
Hieronder ligt een nog fundamentelere vraag: kunnen we überhaupt wel vaststellen wat goed is voor Nederland?
Om te bepalen wat goed is voor Nederland, moeten we eerst vaststellen wat ‘Nederland’ precies is. In geografische termen lijkt dat eenvoudig: het is het moerassige stukje grond tussen Vaals en Den Helder, grotendeels onder zeeniveau, met een paar Waddeneilanden. Juridisch gezien is Nederland een constitutionele staat die bijna 18 miljoen mensen met een Nederlands paspoort bestuurt. Maar dit is niet het ‘Nederland’ waar politici en campagneslogans naar verwijzen.
Wanneer Frans Timmermans in een debat stelt dat sommige mensen in ons land het gevoel hebben er niet bij te horen, gaat dat niet over het grondgebied of het staatsburgerschap. Timmermans spreekt over een ander Nederland: een metafysisch Nederland, een idee dat verder reikt dan tastbare grenzen of documenten.
Wanneer iets goed is voor Nederland, is het dan goed voor alle Nederlanders? Is het dan goed voor de meeste Nederlanders? Is bijvoorbeeld het steunen van grote bedrijven goed voor de meeste Nederlanders, of juist het inperken van hun macht? Is het vrije woord goed voor Nederland? De antwoorden op deze vragen verschillen enorm van persoon tot persoon.
Er is op dit moment uiteraard een maatschappelijke discussie over wie we daadwerkelijk tot ‘de Nederlanders’ kunnen rekenen. Deze column zal zich niet verder verdiepen in de vraag of mensen die een Nederlands paspoort bezitten maar weinig van de Nederlandse waarden delen ook bij de Nederlanders horen, want zelfs wanneer we precies weten wie er een Nederlander is en wie niet, blijven we zitten met hetzelfde probleem.
Het metafysische Nederland waar de eerdergenoemde campagneleuzen naar verwijzen, is moeilijk concreet te maken. Ze gebruiken het idee van het nationaal belang in een normatieve vorm en lopen daarmee tegen een paradox aan. Zodra we Nederland in normatieve termen definiëren, blijken de verschillen tussen ‘Nederlanders’ te groot en vervalt het idee van een gedeelde gemeenschap. De ‘Nederlanders’ zijn dan ineens een collectie van zeer verschillende individuen, waardoor het idee van het ‘Nederlandse belang’ een mythe blijkt te zijn.
Politieke partijen geloven ongetwijfeld oprecht dat zij het beste doen ‘voor Nederland’ en slogans over het nationaal belang spreken veel mensen aan omdat ze resoneren met het gevoel van een Rousseauiaanse volonté générale—de algemene wil van het volk, maar elke poging om dit concept concreet in te vullen, schept eerder verdeeldheid dan eenheid.
Zolang we het idee van een metafysisch Nederland koesteren, blijft onze samenleving georganiseerd en onze politieke instituties gelegitimeerd. Het biedt ons een gedeeld verhaal dat rust en samenhang creëert. Hoewel het moeilijk is om een gedeelde kern te vinden die alle Nederlanders verenigt, vormen ze samen een natie, en die natie legitimeert onze instituties. Maar deze gedeelde identiteit is vooral descriptief: we hebben een vaag idee wie ‘bij de natie hoort,’ maar wat dit precies inhoudt, blijft ongrijpbaar.
Op het moment dat we deze mythe proberen te vertalen naar normatieve uitspraken over wat goed is voor Nederland, ontstaat conflict. Verschillende visies op het nationaal belang botsen, en de eenheid brokkelt af. Misschien is het tijd om te erkennen dat Nederland als metafysisch concept beter werkt als descriptief concept dan als norm en afstand te nemen van campagneleuzen die een metafysisch Nederland suggereren.