11
Nov
2024

Representatieve democratie moedigt identiteitspolitiek aan

Jorn Janssen verkent een van de gevolgen van een representatieve democratie

Op dit moment bevindt Nederland zich steeds meer in de greep van identiteitspolitiek. Dit is herkenbaar aan de manier waarop politieke kwesties worden gereduceerd tot man tegen vrouw, wit tegen zwart, stad tegen platteland, enzovoort. Identiteitspolitiek is een collectivistische benadering die veronderstelt dat er een natuurlijke eenheid is binnen een dergelijke identitaire groep als het gaat om politieke opvattingen. Deze benadering staat haaks op het individualisme dat centraal staat in het liberalisme. In deze column wil ik echter een subtielere vorm van identiteitspolitiek aankaarten die gepaard gaat met een representatieve democratie. In tegenstelling tot een directe democratie, waarin burgers direct invloed uitoefenen op regeringsbesluiten via referenda, vindt de besluitvorming in een representatieve democratie plaats door een kleinere groep gekozen vertegenwoordigers in het parlement.

Er zijn twee hoofdmanieren waarop vertegenwoordiging in een representatieve democratie kan worden geïnterpreteerd. De eerste manier kan worden aangeduid als de 'liberale manier'. Hierbij worden verschillende standpunten over onderwerpen zoals belastingen, de woningmarkt, of immigratie geuit door geïnformeerde sprekers of schrijvers in het publieke domein. Individuen kunnen tijdens verkiezingen stemmen op de kandidaten of partijen die het beste overeenkomen met hun persoonlijke politieke overtuigingen en waarden. De tweede manier van vertegenwoordiging is door middel van identiteitspolitiek. In dit geval werpt een vertegenwoordiger zich op uit een bestaande sociale groep, verenigd op basis van aspecten zoals ras, geslacht, seksuele geaardheid, religie, leeftijd. Deze collectivistische benadering van politieke vertegenwoordiging neemt twee problemen met zich mee.

Ten eerste is de keuze van de kiezer beperkt, waardoor politieke overtuigingen onvoldoende vertegenwoordigd worden. Als men bijvoorbeeld op de PVV stemt vanwege het immigratiebeleid of op D66 vanwege de gekozen burgemeester, maar niet vanwege het economische beleid, dan stemt men onopzettelijk toch voor het economische beleid van dezelfde partij. Ten tweede zijn er partijen die beweren de belangen van specifieke groepen te vertegenwoordigen, zelfs als ze hier niet in slagen. In het Nederlandse parlement zien we veel partijen die zich profileren op basis van identitaire politiek, zoals de SP, de BBB, Denk, en 50PLUS, om maar enkele voorbeelden te noemen. Zij claimen een groep te vertegenwoordigen. Sommige groepen, zoals arbeiders of boeren, zijn hooguit in één politiek opzicht verenigd, en kunnen dus hooguit alleen maar op basis van die factor vertegenwoordigd worden. Zelfs als we bijvoorbeeld zouden accepteren dat 50PLUS de economische belangen van ouderen correct weet te behartigen, dan is het niet mogelijk voor een dergelijke partij om ook de ethische of culturele overtuigingen juist te vertegenwoordigen omdat die niets met leeftijd te maken hebben. Het is praktisch onmogelijk om ras, geslacht, leeftijd of seksuele geaardheid te vertegenwoordigen, omdat de verenigende factoren in deze groep een bijna onmeetbare invloed hebben op de politiek.

De manier waarop onze representatieve democratie op dit moment functioneert, wordt steeds meer gedomineerd door de vraag tot welke sociale groep men behoort, in plaats van door de vraag welke politieke overtuigingen men huldigt, omdat men in het parlement uiteindelijk voor een groep kiest. Als men vertegenwoordigd wil worden in het politieke systeem, dan kan men alleen op een partij te stemmen, en stemt men in met alle politieke opvattingen van deze partij. Dit zorgt voor een slechte afspiegeling van de werkelijke politieke overtuigingen van burgers, en gaat ten koste van individuele ontplooiing en de verrijking van politieke ideeën. Dit probleem wordt nogmaals versterkt op het moment dat we in ons discours accepteren dat een bepaalde identitaire groep vanzelfsprekend ook een bepaalde politieke opvatting heeft.

Willen we de kloof dichten tussen politieke vertegenwoordiging en de burger, en vooral individuele ontplooiing niet ontmoedigen, dan zullen we moeten toewerken naar een directere vorm van democratie. Gelukkig geven de technologische ontwikkelingen die het politieke bewustzijn hebben verhoogd ook de mogelijkheid tot grotere inspraak in de politieke besluitvorming door middel van een directe betrokkenheid bij de politieke besluitvorming. Een dergelijke verandering werkt de negatieve aspecten van identiteitspolitiek tegen omdat burgers zich niet bij groeperingen hoeven aan te sluiten om politiek vertegenwoordigd te worden, en politieke leiders kunnen moeilijker beweren namens een identitaire groep te spreken.

Op dit moment bevindt Nederland zich steeds meer in de greep van identiteitspolitiek. Dit is herkenbaar aan de manier waarop politieke kwesties worden gereduceerd tot man tegen vrouw, wit tegen zwart, stad tegen platteland, enzovoort. Identiteitspolitiek is een collectivistische benadering die veronderstelt dat er een natuurlijke eenheid is binnen een dergelijke identitaire groep als het gaat om politieke opvattingen. Deze benadering staat haaks op het individualisme dat centraal staat in het liberalisme. In deze column wil ik echter een subtielere vorm van identiteitspolitiek aankaarten die gepaard gaat met een representatieve democratie. In tegenstelling tot een directe democratie, waarin burgers direct invloed uitoefenen op regeringsbesluiten via referenda, vindt de besluitvorming in een representatieve democratie plaats door een kleinere groep gekozen vertegenwoordigers in het parlement.

Er zijn twee hoofdmanieren waarop vertegenwoordiging in een representatieve democratie kan worden geïnterpreteerd. De eerste manier kan worden aangeduid als de 'liberale manier'. Hierbij worden verschillende standpunten over onderwerpen zoals belastingen, de woningmarkt, of immigratie geuit door geïnformeerde sprekers of schrijvers in het publieke domein. Individuen kunnen tijdens verkiezingen stemmen op de kandidaten of partijen die het beste overeenkomen met hun persoonlijke politieke overtuigingen en waarden. De tweede manier van vertegenwoordiging is door middel van identiteitspolitiek. In dit geval werpt een vertegenwoordiger zich op uit een bestaande sociale groep, verenigd op basis van aspecten zoals ras, geslacht, seksuele geaardheid, religie, leeftijd. Deze collectivistische benadering van politieke vertegenwoordiging neemt twee problemen met zich mee.

Ten eerste is de keuze van de kiezer beperkt, waardoor politieke overtuigingen onvoldoende vertegenwoordigd worden. Als men bijvoorbeeld op de PVV stemt vanwege het immigratiebeleid of op D66 vanwege de gekozen burgemeester, maar niet vanwege het economische beleid, dan stemt men onopzettelijk toch voor het economische beleid van dezelfde partij. Ten tweede zijn er partijen die beweren de belangen van specifieke groepen te vertegenwoordigen, zelfs als ze hier niet in slagen. In het Nederlandse parlement zien we veel partijen die zich profileren op basis van identitaire politiek, zoals de SP, de BBB, Denk, en 50PLUS, om maar enkele voorbeelden te noemen. Zij claimen een groep te vertegenwoordigen. Sommige groepen, zoals arbeiders of boeren, zijn hooguit in één politiek opzicht verenigd, en kunnen dus hooguit alleen maar op basis van die factor vertegenwoordigd worden. Zelfs als we bijvoorbeeld zouden accepteren dat 50PLUS de economische belangen van ouderen correct weet te behartigen, dan is het niet mogelijk voor een dergelijke partij om ook de ethische of culturele overtuigingen juist te vertegenwoordigen omdat die niets met leeftijd te maken hebben. Het is praktisch onmogelijk om ras, geslacht, leeftijd of seksuele geaardheid te vertegenwoordigen, omdat de verenigende factoren in deze groep een bijna onmeetbare invloed hebben op de politiek.

De manier waarop onze representatieve democratie op dit moment functioneert, wordt steeds meer gedomineerd door de vraag tot welke sociale groep men behoort, in plaats van door de vraag welke politieke overtuigingen men huldigt, omdat men in het parlement uiteindelijk voor een groep kiest. Als men vertegenwoordigd wil worden in het politieke systeem, dan kan men alleen op een partij te stemmen, en stemt men in met alle politieke opvattingen van deze partij. Dit zorgt voor een slechte afspiegeling van de werkelijke politieke overtuigingen van burgers, en gaat ten koste van individuele ontplooiing en de verrijking van politieke ideeën. Dit probleem wordt nogmaals versterkt op het moment dat we in ons discours accepteren dat een bepaalde identitaire groep vanzelfsprekend ook een bepaalde politieke opvatting heeft.

Willen we de kloof dichten tussen politieke vertegenwoordiging en de burger, en vooral individuele ontplooiing niet ontmoedigen, dan zullen we moeten toewerken naar een directere vorm van democratie. Gelukkig geven de technologische ontwikkelingen die het politieke bewustzijn hebben verhoogd ook de mogelijkheid tot grotere inspraak in de politieke besluitvorming door middel van een directe betrokkenheid bij de politieke besluitvorming. Een dergelijke verandering werkt de negatieve aspecten van identiteitspolitiek tegen omdat burgers zich niet bij groeperingen hoeven aan te sluiten om politiek vertegenwoordigd te worden, en politieke leiders kunnen moeilijker beweren namens een identitaire groep te spreken.