VVD-fractiemedewerker Marlon Jansen pleit voor diversiteit gebaseerd op individuele capaciteiten en niet op afkomst.
In 2020 presenteerde toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven het nieuwe nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek. Volgens het plan zorgt een inclusieve, diverse en veilige leer- en werkomgeving waarin iedereen zich kan ontplooien voor de hoogst mogelijke kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Hoewel dit een nobel streven is, zijn er vragen te stellen over hoe diversiteit bijdraagt aan een hogere kwaliteit en op welke manier er naar meer diversiteit gestreefd moet worden.
Om deze vragen te beantwoorden, moet worden gekeken naar wat diversiteit inhoudt. Diversiteit gaat over de verschillen tussen mensen. Dit kan gaan om zichtbare kenmerken zoals geslacht, leeftijd en huidskleur, en het kan gaan om niet-zichtbare kenmerken zoals karakter, politieke overtuiging en opleidingsniveau. Het kan gaan om aangeboren kenmerken of kenmerken die je door je leven heen opdoet. Meer diversiteit in een groep betekent dus dat de groep bestaat uit mensen die zo veel mogelijk van elkaar variëren.
Onderzoek suggereert dat meer diversiteit in groepen kan leiden tot meer creativiteit en beterewerkverhoudingen. Mensen kunnen leren van diversiteit. Zo komt een mens in aanraking met meer perspectieven, waardoor je een bredere kijk op de wereld krijgt. Dit kan vervolgens leiden tot een hogere kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het gaat hier echter niet om diversiteit van zichtbare kenmerken, maar om diversiteit op basis van eigenschappen. Zo leidt een groep bestaande uit de meest uiteenlopende zichtbare kenmerken, maar wel met dezelfde eigenschappen, niet tot meer creativiteit en betere werkverhoudingen.
Toch zijn mensen vaak geneigd om in hokjes te denken. Op die manier plaatsen we personen met zichtbare kenmerken in groepen. Bijvoorbeeld vrouwen, op basis van geslacht, of ouderen, op basis van leeftijd. Vaak vertonen deze groepen overeenkomstige eigenschappen. Zo worden mannen vaker als impulsief gezien. Vanuit liberaal oogpunt is het alleen niet logisch om een mens op deze manier te beoordelen. Een liberaal beoordeelt een persoon op zijn individuele capaciteiten en niet op zijn afkomst. Een liberaal zal hoe men zich uitspreekt over groepen niet laten bepalen hoe je met een individu omgaat. Je kan een individuele man niet impulsief noemen, omdat hij een man is. Het feit dat een persoon bepaalde identiteitskenmerken heeft, mag nooit tot een conclusie leiden.
Een liberaal staat voordiversiteit op basis van gelijkwaardigheid. Je laat ieder mens in zijn waarde, ook wanneer deze persoon afwijkt van jouw kenmerken. Binnen het liberalisme staat men open voor alle perspectieven. Dit is dan ook de basis van artikel 1 van de Grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld”.
Toch worden er in het verlengde van het actieplan inclusiequota ingesteld over het aantal biculturele medewerkers. En dit is waar een liberaal de grens trekt. Streven naar diversiteit gaat te ver wanneer er gestuurd wordt op uitkomsten. Dit gebeurt wanneer je een groep samenstelt op basis van diversiteit van identiteitskenmerken. Denk hier aan het aannemen van een vrouw, omdat de groep voornamelijk uit mannen bestaat. Hierbij wordt de vrouw voorgetrokken, omdat er wordt verwacht dat ze door haar identiteitskenmerk diversiteit zal meebrengen. Ze wordt dus beoordeeld op basis van haar groepskenmerken en niet op basis van haar individuele capaciteiten. Dit betekent dat niet ieder mens gelijkwaardig wordt behandeld en gaat tegen artikel 1 van de Grondwet in.
Voor een liberaal moet het startpunt van iedereen gelijk zijn, ongeacht hun identiteitskenmerken. Mensen moeten worden beoordeeld op basis van individuele capaciteiten, en niet op basis van hun afkomst. Door te streven naar kansengelijkheid ontstaat diversiteit vanzelf, waardoor er omstandigheden tot stand komen die diversiteit bevorderen. Diversiteit is voor een liberaal dus een belangrijk goed, zolang er gestreefd wordt naar kansengelijkheid en niet naar uitkomsten op basis van identiteitskenmerken.
Drs. Marlon Jansen is fractiemedewerker in de Tweede Kamer bij de VVD op de portefeuille Hoger Onderwijs, Wetenschap en Emancipatie.
In 2020 presenteerde toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven het nieuwe nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek. Volgens het plan zorgt een inclusieve, diverse en veilige leer- en werkomgeving waarin iedereen zich kan ontplooien voor de hoogst mogelijke kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Hoewel dit een nobel streven is, zijn er vragen te stellen over hoe diversiteit bijdraagt aan een hogere kwaliteit en op welke manier er naar meer diversiteit gestreefd moet worden.
Om deze vragen te beantwoorden, moet worden gekeken naar wat diversiteit inhoudt. Diversiteit gaat over de verschillen tussen mensen. Dit kan gaan om zichtbare kenmerken zoals geslacht, leeftijd en huidskleur, en het kan gaan om niet-zichtbare kenmerken zoals karakter, politieke overtuiging en opleidingsniveau. Het kan gaan om aangeboren kenmerken of kenmerken die je door je leven heen opdoet. Meer diversiteit in een groep betekent dus dat de groep bestaat uit mensen die zo veel mogelijk van elkaar variëren.
Onderzoek suggereert dat meer diversiteit in groepen kan leiden tot meer creativiteit en beterewerkverhoudingen. Mensen kunnen leren van diversiteit. Zo komt een mens in aanraking met meer perspectieven, waardoor je een bredere kijk op de wereld krijgt. Dit kan vervolgens leiden tot een hogere kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het gaat hier echter niet om diversiteit van zichtbare kenmerken, maar om diversiteit op basis van eigenschappen. Zo leidt een groep bestaande uit de meest uiteenlopende zichtbare kenmerken, maar wel met dezelfde eigenschappen, niet tot meer creativiteit en betere werkverhoudingen.
Toch zijn mensen vaak geneigd om in hokjes te denken. Op die manier plaatsen we personen met zichtbare kenmerken in groepen. Bijvoorbeeld vrouwen, op basis van geslacht, of ouderen, op basis van leeftijd. Vaak vertonen deze groepen overeenkomstige eigenschappen. Zo worden mannen vaker als impulsief gezien. Vanuit liberaal oogpunt is het alleen niet logisch om een mens op deze manier te beoordelen. Een liberaal beoordeelt een persoon op zijn individuele capaciteiten en niet op zijn afkomst. Een liberaal zal hoe men zich uitspreekt over groepen niet laten bepalen hoe je met een individu omgaat. Je kan een individuele man niet impulsief noemen, omdat hij een man is. Het feit dat een persoon bepaalde identiteitskenmerken heeft, mag nooit tot een conclusie leiden.
Een liberaal staat voordiversiteit op basis van gelijkwaardigheid. Je laat ieder mens in zijn waarde, ook wanneer deze persoon afwijkt van jouw kenmerken. Binnen het liberalisme staat men open voor alle perspectieven. Dit is dan ook de basis van artikel 1 van de Grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld”.
Toch worden er in het verlengde van het actieplan inclusiequota ingesteld over het aantal biculturele medewerkers. En dit is waar een liberaal de grens trekt. Streven naar diversiteit gaat te ver wanneer er gestuurd wordt op uitkomsten. Dit gebeurt wanneer je een groep samenstelt op basis van diversiteit van identiteitskenmerken. Denk hier aan het aannemen van een vrouw, omdat de groep voornamelijk uit mannen bestaat. Hierbij wordt de vrouw voorgetrokken, omdat er wordt verwacht dat ze door haar identiteitskenmerk diversiteit zal meebrengen. Ze wordt dus beoordeeld op basis van haar groepskenmerken en niet op basis van haar individuele capaciteiten. Dit betekent dat niet ieder mens gelijkwaardig wordt behandeld en gaat tegen artikel 1 van de Grondwet in.
Voor een liberaal moet het startpunt van iedereen gelijk zijn, ongeacht hun identiteitskenmerken. Mensen moeten worden beoordeeld op basis van individuele capaciteiten, en niet op basis van hun afkomst. Door te streven naar kansengelijkheid ontstaat diversiteit vanzelf, waardoor er omstandigheden tot stand komen die diversiteit bevorderen. Diversiteit is voor een liberaal dus een belangrijk goed, zolang er gestreefd wordt naar kansengelijkheid en niet naar uitkomsten op basis van identiteitskenmerken.
Drs. Marlon Jansen is fractiemedewerker in de Tweede Kamer bij de VVD op de portefeuille Hoger Onderwijs, Wetenschap en Emancipatie.