11
Nov
2024

Het gevaar van een kiesdrempel

Column

Democratie & Rechtsstaat

Waarom een kiesdrempel in Nederland onwenselijk is.

Door de aanhoudende versnippering van het partijpolitieke landschap klinkt bij herhaling de roep om invoering van een kiesdrempel, een roep die niet zelden komt van vertegenwoordigers van de traditionele ‘grote’ partijen in ons land. Afgelopen maand diende Kamerlid Silvio Erkens nog een motie in waarin hij de regering verzocht bij het wetsvoorstel voor een nieuw kiesstelsel een kiesdrempel te betrekken van tenminste twee procent. In augustus 2023 liet het EenVandaag Opiniepanel zien dat maar liefst 70 procent van de ondervraagden voor een kiesdrempel van tenminste twee zetels was in de veronderstelling dat daarmee de besluitvorming in de Tweede Kamer zou verbeteren. De motie-Erkens haalde het niet en dat is goed nieuws voor de democratie.

Voorstanders van een kiesdrempel wijzen altijd instemmend naar het buitenland waar in sommige gevallen wel een minimum percentage van de stemmen nodig is voor toegang tot het parlement. Zo kennen België en Duitsland een kiesdrempel van vijf procent, terwijl in Nederland, waar geen kiesdrempel bestaat, op basis van de kiesdeler zo’n 0,67 procent van de stemmen voldoende is voor een Kamerzetel.

Juist Duitsland kan als illustratie dienen voor de kwalijke gevolgen die een kiesdrempel kan hebben voor de vertegenwoordiging van de kiezers. In 2013 bleef een tweetal partijen aan de rechterzijde van het politieke spectrum – de liberale FDP en nieuwkomer AfD – nipt uit het parlement, daar zij met respectievelijk 4,8 en 4,7 procent van de stemmen de kiesdrempel niet passeerden. Daarmee wist in de daaropvolgende zittingsperiode maar liefst 9,5 procent van de kiezers met een voorkeur voor een meer rechtse politieke koers zich niet vertegenwoordigd in de Bondsdag.

Juist voor liberalen, die in hun filosofische traditie van oudsher zoveel mogelijk rekening houden met de minderheid, zou een dergelijke uitkomst een doorn in het oog moeten zijn. Voor het specifieke geval van Nederland zou een dergelijke kiesdrempel betekenen dat bij de laatste verkiezingen JA21 (0,68 procent, 1 zetel), Volt (1,71 procent, 2 zetels), ChristenUnie (2,04 procent, 3 zetels), SGP (2,08 procent, 3 zetels), Forum voor Democratie (2,23 procent, 3 zetels), Partij voor de Dieren (2,25 procent, 3 zetels), Denk (2,37 procent, 3 zetels), SP (3,15 procent, 5 zetels), CDA (3,31 procent, 5 zetels) en BBB (4,65 procent, 7 zetels) buiten de Kamer waren gebleven. Een lagere drempel zou vanzelfsprekend voor minder partijen gevolgen hebben gehad, maar ook een stabiele factor in de Tweede Kamer als de SGP zou bij een drempel van twee procent al gauw in de gevarenzone terecht kunnen komen.

Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging beoogt een afspiegeling van de in ons land aanwezige politieke opvattingen in het parlement te brengen. Een kiesdrempel maakt dit in feite onmogelijk en zou alleen de macht van de gevestigde partijen vergroten, zowel in het parlement als over hun eigen vertegenwoordigers die nog afhankelijker worden van de partij voor hun (her)verkiezing. Voor nieuwkomers wordt de entree in de politieke arena bovendien veel moeilijker.

Voorstanders van een kiesdrempel lijken te vergeten dat de volksvertegenwoordiging er niet is om besturen zo eenvoudig of prettig mogelijk te maken, maar om het volk zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Door via een kiesdrempel de toch al grote macht van gevestigde partijen, met in de partkijk bovendien een dubieus kleine achterban en in één geval zelfs helemaal geen achterban, verder te versterken wordt het vertegenwoordigingsbeginsel en daarmee de democratie verder uitgehold.

Beter zou het zijn bijvoorbeeld de voorkeursdrempel – momenteel 25 procent van de kiesdeler – te verlagen, zodat kiezers buiten de politieke partijen meer invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Tweede Kamer. Onverkiesbaar geplaatste kandidaten kunnen dan pogen in de verkiezingsstrijd de gunst van de kiezer te winnen en kiezers kunnen politici waar zij veel vertrouwen in hebben de Kamer in stemmen. De verkiezingen worden daardoor levendiger en kandidaten worden meer afgerekend op hun eigen kunnen.

Een kiesdrempel druist niet alleen in tegen de geest van onze evenredige vertegenwoordiging, maar doet ook de liberale filosofie, waarin altijd oog is voor de opvattingen van minderheden, geen recht. De politiek zal door een kiesdrempel alleen aan eentonigheid winnen, niet aan bestuurbaarheid en zeker niet aan democratie.

Door de aanhoudende versnippering van het partijpolitieke landschap klinkt bij herhaling de roep om invoering van een kiesdrempel, een roep die niet zelden komt van vertegenwoordigers van de traditionele ‘grote’ partijen in ons land. Afgelopen maand diende Kamerlid Silvio Erkens nog een motie in waarin hij de regering verzocht bij het wetsvoorstel voor een nieuw kiesstelsel een kiesdrempel te betrekken van tenminste twee procent. In augustus 2023 liet het EenVandaag Opiniepanel zien dat maar liefst 70 procent van de ondervraagden voor een kiesdrempel van tenminste twee zetels was in de veronderstelling dat daarmee de besluitvorming in de Tweede Kamer zou verbeteren. De motie-Erkens haalde het niet en dat is goed nieuws voor de democratie.

Voorstanders van een kiesdrempel wijzen altijd instemmend naar het buitenland waar in sommige gevallen wel een minimum percentage van de stemmen nodig is voor toegang tot het parlement. Zo kennen België en Duitsland een kiesdrempel van vijf procent, terwijl in Nederland, waar geen kiesdrempel bestaat, op basis van de kiesdeler zo’n 0,67 procent van de stemmen voldoende is voor een Kamerzetel.

Juist Duitsland kan als illustratie dienen voor de kwalijke gevolgen die een kiesdrempel kan hebben voor de vertegenwoordiging van de kiezers. In 2013 bleef een tweetal partijen aan de rechterzijde van het politieke spectrum – de liberale FDP en nieuwkomer AfD – nipt uit het parlement, daar zij met respectievelijk 4,8 en 4,7 procent van de stemmen de kiesdrempel niet passeerden. Daarmee wist in de daaropvolgende zittingsperiode maar liefst 9,5 procent van de kiezers met een voorkeur voor een meer rechtse politieke koers zich niet vertegenwoordigd in de Bondsdag.

Juist voor liberalen, die in hun filosofische traditie van oudsher zoveel mogelijk rekening houden met de minderheid, zou een dergelijke uitkomst een doorn in het oog moeten zijn. Voor het specifieke geval van Nederland zou een dergelijke kiesdrempel betekenen dat bij de laatste verkiezingen JA21 (0,68 procent, 1 zetel), Volt (1,71 procent, 2 zetels), ChristenUnie (2,04 procent, 3 zetels), SGP (2,08 procent, 3 zetels), Forum voor Democratie (2,23 procent, 3 zetels), Partij voor de Dieren (2,25 procent, 3 zetels), Denk (2,37 procent, 3 zetels), SP (3,15 procent, 5 zetels), CDA (3,31 procent, 5 zetels) en BBB (4,65 procent, 7 zetels) buiten de Kamer waren gebleven. Een lagere drempel zou vanzelfsprekend voor minder partijen gevolgen hebben gehad, maar ook een stabiele factor in de Tweede Kamer als de SGP zou bij een drempel van twee procent al gauw in de gevarenzone terecht kunnen komen.

Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging beoogt een afspiegeling van de in ons land aanwezige politieke opvattingen in het parlement te brengen. Een kiesdrempel maakt dit in feite onmogelijk en zou alleen de macht van de gevestigde partijen vergroten, zowel in het parlement als over hun eigen vertegenwoordigers die nog afhankelijker worden van de partij voor hun (her)verkiezing. Voor nieuwkomers wordt de entree in de politieke arena bovendien veel moeilijker.

Voorstanders van een kiesdrempel lijken te vergeten dat de volksvertegenwoordiging er niet is om besturen zo eenvoudig of prettig mogelijk te maken, maar om het volk zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Door via een kiesdrempel de toch al grote macht van gevestigde partijen, met in de partkijk bovendien een dubieus kleine achterban en in één geval zelfs helemaal geen achterban, verder te versterken wordt het vertegenwoordigingsbeginsel en daarmee de democratie verder uitgehold.

Beter zou het zijn bijvoorbeeld de voorkeursdrempel – momenteel 25 procent van de kiesdeler – te verlagen, zodat kiezers buiten de politieke partijen meer invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Tweede Kamer. Onverkiesbaar geplaatste kandidaten kunnen dan pogen in de verkiezingsstrijd de gunst van de kiezer te winnen en kiezers kunnen politici waar zij veel vertrouwen in hebben de Kamer in stemmen. De verkiezingen worden daardoor levendiger en kandidaten worden meer afgerekend op hun eigen kunnen.

Een kiesdrempel druist niet alleen in tegen de geest van onze evenredige vertegenwoordiging, maar doet ook de liberale filosofie, waarin altijd oog is voor de opvattingen van minderheden, geen recht. De politiek zal door een kiesdrempel alleen aan eentonigheid winnen, niet aan bestuurbaarheid en zeker niet aan democratie.