Het coronavirus heeft Nederland bereikt. Had dit voorkomen kunnen worden? Wetenschappelijk medewerker Wilbert Jan Derksen meent dat China heeft gefaald in de cruciale beginfase van deze crisissituatie vanwege zijn autoritaire politieke systeem.
Het SARS-CoV-2-virus, beter bekend als het coronavirus, duikt op steeds meer verschillende plekken in de wereld op. Een mondiale pandemie lijkt met de dag waarschijnlijker. De kiem van de uitbraak ligt in de Chinese stad Wuhan, waar vorig jaar december de eerste besmettingen werden vastgesteld. Lokale dokters kregen al snel door dat het hier mogelijk om een nieuwe variant van het SARS-virus ging, maar hun waarschuwingen belandden in de doofpot. In deze cruciale fase kreeg het virus daarmee vrij spel zich te verspreiden over de provincie, over het land en nu over de hele wereld. De kans om de besmettingsketen in een vroeg stadium af te kappen werd hiermee grandioos verspeeld.
Hoe is het mogelijk dat de surveillancestaat China een dergelijke uitbraak niet heeft kunnen voorkomen? De vorige SARS-uitbraak in 2002-2003 zou toch immers nog tamelijk vers in het geheugen gegrift moeten staan van de Chinese Communistische Partij (CCP). Een autoritair land als China zou toch de daadkracht moeten hebben om effectief op te treden in een dergelijke crisissituatie. Of is er sprake van een blinde vlek in het alziende oog van de Chinese overheid?
Dokter Li Wenliang berichtte eind december zijn collega’s over zijn bevindingen die wezen op een mogelijke nieuwe SARS-uitbraak. Toen dit bericht viral (onbedoelde woordspeling) ging, werd de dokter gearresteerd en gedwongen een schulderkenning voor opruiing en verstoring van de openbare orde te ondertekenen. Ook andere burgers, medici en journalisten die over het virus berichtten kregen een bezoekje van de lokale autoriteiten. Het openbaar bestuur van Wuhan probeerde berichtgeving over de uitbraak te censureren. Pas toen het aantal bekende besmettingen exponentieel toe begon te nemen, werd er actie ondernomen. Dokter Li Wenliang stierf uiteindelijk zelf aan de gevolgen van het coronavirus.
Er is hier een interessante parallel te trekken met de kernramp in Tsjernobyl (1986). Ook hier ging het om een autoritair regime die incapabel bleek te zijn in het managen van een crisissituatie. Nadat de kernreactor explodeerde en een radioactieve wolk zich over het Europese continent begon te verspreiden poogde het Sovjetregime het incident en de ernst hiervan verborgen te houden voor de rest van de wereld. Het bevel voor evacuatie van de inwoners in omringende gebieden liet daarnaast lang op zich wachten, omdat berichtgeving over het incident in eerste instantie werd verdoezeld voor de partijtop door de lokale bestuurders. Niemand in de Sovjethiërarchie durfde verantwoordelijkheid te nemen voor de ramp, en kostbare tijd ging daarmee verloren.
Maar ook in China’s eigen geschiedenis is een soortgelijk voorbeeld te bedenken. Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) werd ook informatie gemismanaged. Het rampzalige agrarische beleid van Mao leidde tot een enorme daling in graanproductie, maar de lage oogst werd verzwegen door ambtenaren uit angst voor politieke represailles. In plaats daarvan werden graanproductiecijfers gepresenteerd die wel aan de vastgestelde quota’s voldeden. Een hongersnood was het gevolg en tientallen miljoenen Chinezen moesten de Grote Sprong Voorwaarts met de dood bekopen.
Een adequate afhandeling van een crisissituatie vraagt om de transparantie. Maar het is juist dit gebrek een transparantie en de noodzaak om informatiestromen te beheersen waar het Chinese model op is gefundeerd. Een inherente perverse prikkel in een eenpartijstaat is om slecht nieuws te verbergen of te verbloemen wanneer hier mogelijk negatieve economische of politieke consequenties aan verbonden zijn. Dit was bij de autoriteiten in Wuhan ook het geval. Daarnaast zorgt de gigantische en strikt hiërarchische bureaucratie ervoor dat dergelijke informatie zeer langzaam of soms zelfs helemaal niet de partijtop bereikt. Dit is funest in een acute crisissituatie die vraagt om onmiddellijke maatregelen op landelijke schaal.
Een autoritair regime kan dan misschien daadkrachtiger optreden in een crisissituatie dan een democratisch land, maar dit betekent weinig tot niets wanneer de noodzaak van een dergelijk optreden pas in een te laat stadium duidelijk wordt.
Het SARS-CoV-2-virus, beter bekend als het coronavirus, duikt op steeds meer verschillende plekken in de wereld op. Een mondiale pandemie lijkt met de dag waarschijnlijker. De kiem van de uitbraak ligt in de Chinese stad Wuhan, waar vorig jaar december de eerste besmettingen werden vastgesteld. Lokale dokters kregen al snel door dat het hier mogelijk om een nieuwe variant van het SARS-virus ging, maar hun waarschuwingen belandden in de doofpot. In deze cruciale fase kreeg het virus daarmee vrij spel zich te verspreiden over de provincie, over het land en nu over de hele wereld. De kans om de besmettingsketen in een vroeg stadium af te kappen werd hiermee grandioos verspeeld.
Hoe is het mogelijk dat de surveillancestaat China een dergelijke uitbraak niet heeft kunnen voorkomen? De vorige SARS-uitbraak in 2002-2003 zou toch immers nog tamelijk vers in het geheugen gegrift moeten staan van de Chinese Communistische Partij (CCP). Een autoritair land als China zou toch de daadkracht moeten hebben om effectief op te treden in een dergelijke crisissituatie. Of is er sprake van een blinde vlek in het alziende oog van de Chinese overheid?
Dokter Li Wenliang berichtte eind december zijn collega’s over zijn bevindingen die wezen op een mogelijke nieuwe SARS-uitbraak. Toen dit bericht viral (onbedoelde woordspeling) ging, werd de dokter gearresteerd en gedwongen een schulderkenning voor opruiing en verstoring van de openbare orde te ondertekenen. Ook andere burgers, medici en journalisten die over het virus berichtten kregen een bezoekje van de lokale autoriteiten. Het openbaar bestuur van Wuhan probeerde berichtgeving over de uitbraak te censureren. Pas toen het aantal bekende besmettingen exponentieel toe begon te nemen, werd er actie ondernomen. Dokter Li Wenliang stierf uiteindelijk zelf aan de gevolgen van het coronavirus.
Er is hier een interessante parallel te trekken met de kernramp in Tsjernobyl (1986). Ook hier ging het om een autoritair regime die incapabel bleek te zijn in het managen van een crisissituatie. Nadat de kernreactor explodeerde en een radioactieve wolk zich over het Europese continent begon te verspreiden poogde het Sovjetregime het incident en de ernst hiervan verborgen te houden voor de rest van de wereld. Het bevel voor evacuatie van de inwoners in omringende gebieden liet daarnaast lang op zich wachten, omdat berichtgeving over het incident in eerste instantie werd verdoezeld voor de partijtop door de lokale bestuurders. Niemand in de Sovjethiërarchie durfde verantwoordelijkheid te nemen voor de ramp, en kostbare tijd ging daarmee verloren.
Maar ook in China’s eigen geschiedenis is een soortgelijk voorbeeld te bedenken. Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) werd ook informatie gemismanaged. Het rampzalige agrarische beleid van Mao leidde tot een enorme daling in graanproductie, maar de lage oogst werd verzwegen door ambtenaren uit angst voor politieke represailles. In plaats daarvan werden graanproductiecijfers gepresenteerd die wel aan de vastgestelde quota’s voldeden. Een hongersnood was het gevolg en tientallen miljoenen Chinezen moesten de Grote Sprong Voorwaarts met de dood bekopen.
Een adequate afhandeling van een crisissituatie vraagt om de transparantie. Maar het is juist dit gebrek een transparantie en de noodzaak om informatiestromen te beheersen waar het Chinese model op is gefundeerd. Een inherente perverse prikkel in een eenpartijstaat is om slecht nieuws te verbergen of te verbloemen wanneer hier mogelijk negatieve economische of politieke consequenties aan verbonden zijn. Dit was bij de autoriteiten in Wuhan ook het geval. Daarnaast zorgt de gigantische en strikt hiërarchische bureaucratie ervoor dat dergelijke informatie zeer langzaam of soms zelfs helemaal niet de partijtop bereikt. Dit is funest in een acute crisissituatie die vraagt om onmiddellijke maatregelen op landelijke schaal.
Een autoritair regime kan dan misschien daadkrachtiger optreden in een crisissituatie dan een democratisch land, maar dit betekent weinig tot niets wanneer de noodzaak van een dergelijk optreden pas in een te laat stadium duidelijk wordt.