Onlangs werd er een petitie gestart die oproept tot het verbieden van het beledigen van de Islamitische profeet. Deze is nu al zo’n 120.000 keer ondertekend. Het argument dat hiervoor vaak wordt aangedragen luidt dan: “Ja ik ben vóór de vrijheid van meningsuiting, maar dat betekent niet dat je daarom mensen onnodig mag kwetsen”. Deze gedachtegang is problematisch, schrijft Wilbert Jan Derksen.
Na de aanslagen in Frankrijk liepen ook in Nederland al snel de gemoederen hoog op. In Rotterdam zag een leraar zich genoodzaakt onder te duiken na bedreigingen vanwege een cartoon die in zijn klaslokaal hing. In het land ontstond er een discussie over hoe ver de vrijheid van meningsuiting mag gaan ten aanzien van religie. Onlangs werd er een petitie gestart die oproept tot het verbieden van het beledigen van de Islamitische profeet. Deze is nu al zo’n 120.000 keer ondertekend.
De bedenkelijke timing van deze petitie daargelaten, is het dus een feit dat een aanzienlijke groep mensen vindt dat de vrijheid van meningsuiting op dit punt ingeperkt dient te worden. Het argument dat hiervoor vaak wordt aangedragen luidt dan: “Ja ik ben vóór de vrijheid van meningsuiting, maar dat betekent niet dat je daarom mensen onnodig mag kwetsen”. Deze zin is problematisch. Niet alleen door het woord ‘kwetsen’, wat een inherent subjectief begrip is (in theorie kan elke mening kwetsend zijn), maar vooral ook door het woord ‘onnodig’.
Ook ik ben geen voorstander van onnodig kwetsen, maar laat helder zijn wat ik daar precies onder versta. Wanneer het kwetsen van iemand een doel op zich is, pas dan is er sprake van onnodig kwetsen. “Hey jij daar met je lelijke hoofd”, “Wat ben jij dom zeg”, “Arme sloeber die je bent” zijn voorbeelden van opmerkingen die geen enkel doel dienen, behalve het beledigen van de persoon in kwestie. Dan is er gewoon sprake van pestgedrag richting een specifiek individu, wat moreel gezien niet goed te praten is (verboden is het overigens niet).
Maar in bepaalde gevallen is het kwetsen van iemand helemaal geen doel op zich. “Ik denk dat je echt wat moet gaan doen aan je overgewicht” kan voor de persoon in kwestie zeer kwetsend zijn om te horen, maar bedoeld zijn om deze persoon geen onnodige gezondheidsrisico’s te laten lopen. Iedereen heeft weleens een opmerking naar z’n hoofd geslingerd gekregen waarbij we op het moment zelf ons gekwetst voelden, maar achteraf inzagen dat het ergens misschien wel nodig of goed voor was.
Ook bij spotprenten is het kwetsen van mensen geen doel op zich (en bovendien niet gericht op een specifiek persoon). De achterliggende bedoeling is namelijk om maatschappijkritiek te leveren en de autoriteit van machtige instituties aan de kaak te stellen. Naast de politiek is religie nog altijd een zeer machtige factor in onze samenleving. In een liberale democratie is het noodzakelijk tegenwicht aan zulke krachten te bieden, om te voorkomen dat dergelijke instituties te machtig worden en totalitaire vormen aan gaan nemen. Er is dus sprake van een maatschappelijk belang.
Maar ook voor de gekwetste groep zelf kan het van belang zijn. In Nederland leven we in een open samenleving, waar burgers een sterk incasseringsvermogen nodig hebben. Burgers worden namelijk voortdurend blootgesteld aan anderen die hun vrijheden benutten op manieren die ze zelf niet aanstaan. Toch wordt van men verwacht tolerantie jegens elkaar op te kunnen brengen. Dit incasseringsvermogen kan gezien worden als een soort spier. Wanneer deze spier onder druk wordt gezet doet dat misschien pijn, maar het is wel nodig om de spier sterk en gezond te houden. Indien dit niet gebeurt zal deze spier namelijk verschrompelen of zelfs afsterven, en dan is het kleinste beetje weerstand al snel te veel.
Zonder incasseringsvermogen is intimidatie of zelfs geweld vaak het antwoord. Dat zagen we terug bij de daders van de bedreigingen en moorden van de afgelopen weken. Als je vervolgens het onderwerp gaat vermijden omdat het onnodig kwetsend zou zijn, beloon je dit soort gedrag juist. Dan creëer je een negatief terugkoppelingsmechanisme, waarbij de intolerantie in de samenleving alleen maar toe zal nemen en uiteindelijk uit zal monden in een angstcultuur. In dat geval is zo’n petitie tegen godslastering niet eens meer nodig, omdat de facto zich toch steeds minder mensen uit durven te spreken. En wat is de vrijheid van meningsuiting dan nog waard?
Na de aanslagen in Frankrijk liepen ook in Nederland al snel de gemoederen hoog op. In Rotterdam zag een leraar zich genoodzaakt onder te duiken na bedreigingen vanwege een cartoon die in zijn klaslokaal hing. In het land ontstond er een discussie over hoe ver de vrijheid van meningsuiting mag gaan ten aanzien van religie. Onlangs werd er een petitie gestart die oproept tot het verbieden van het beledigen van de Islamitische profeet. Deze is nu al zo’n 120.000 keer ondertekend.
De bedenkelijke timing van deze petitie daargelaten, is het dus een feit dat een aanzienlijke groep mensen vindt dat de vrijheid van meningsuiting op dit punt ingeperkt dient te worden. Het argument dat hiervoor vaak wordt aangedragen luidt dan: “Ja ik ben vóór de vrijheid van meningsuiting, maar dat betekent niet dat je daarom mensen onnodig mag kwetsen”. Deze zin is problematisch. Niet alleen door het woord ‘kwetsen’, wat een inherent subjectief begrip is (in theorie kan elke mening kwetsend zijn), maar vooral ook door het woord ‘onnodig’.
Ook ik ben geen voorstander van onnodig kwetsen, maar laat helder zijn wat ik daar precies onder versta. Wanneer het kwetsen van iemand een doel op zich is, pas dan is er sprake van onnodig kwetsen. “Hey jij daar met je lelijke hoofd”, “Wat ben jij dom zeg”, “Arme sloeber die je bent” zijn voorbeelden van opmerkingen die geen enkel doel dienen, behalve het beledigen van de persoon in kwestie. Dan is er gewoon sprake van pestgedrag richting een specifiek individu, wat moreel gezien niet goed te praten is (verboden is het overigens niet).
Maar in bepaalde gevallen is het kwetsen van iemand helemaal geen doel op zich. “Ik denk dat je echt wat moet gaan doen aan je overgewicht” kan voor de persoon in kwestie zeer kwetsend zijn om te horen, maar bedoeld zijn om deze persoon geen onnodige gezondheidsrisico’s te laten lopen. Iedereen heeft weleens een opmerking naar z’n hoofd geslingerd gekregen waarbij we op het moment zelf ons gekwetst voelden, maar achteraf inzagen dat het ergens misschien wel nodig of goed voor was.
Ook bij spotprenten is het kwetsen van mensen geen doel op zich (en bovendien niet gericht op een specifiek persoon). De achterliggende bedoeling is namelijk om maatschappijkritiek te leveren en de autoriteit van machtige instituties aan de kaak te stellen. Naast de politiek is religie nog altijd een zeer machtige factor in onze samenleving. In een liberale democratie is het noodzakelijk tegenwicht aan zulke krachten te bieden, om te voorkomen dat dergelijke instituties te machtig worden en totalitaire vormen aan gaan nemen. Er is dus sprake van een maatschappelijk belang.
Maar ook voor de gekwetste groep zelf kan het van belang zijn. In Nederland leven we in een open samenleving, waar burgers een sterk incasseringsvermogen nodig hebben. Burgers worden namelijk voortdurend blootgesteld aan anderen die hun vrijheden benutten op manieren die ze zelf niet aanstaan. Toch wordt van men verwacht tolerantie jegens elkaar op te kunnen brengen. Dit incasseringsvermogen kan gezien worden als een soort spier. Wanneer deze spier onder druk wordt gezet doet dat misschien pijn, maar het is wel nodig om de spier sterk en gezond te houden. Indien dit niet gebeurt zal deze spier namelijk verschrompelen of zelfs afsterven, en dan is het kleinste beetje weerstand al snel te veel.
Zonder incasseringsvermogen is intimidatie of zelfs geweld vaak het antwoord. Dat zagen we terug bij de daders van de bedreigingen en moorden van de afgelopen weken. Als je vervolgens het onderwerp gaat vermijden omdat het onnodig kwetsend zou zijn, beloon je dit soort gedrag juist. Dan creëer je een negatief terugkoppelingsmechanisme, waarbij de intolerantie in de samenleving alleen maar toe zal nemen en uiteindelijk uit zal monden in een angstcultuur. In dat geval is zo’n petitie tegen godslastering niet eens meer nodig, omdat de facto zich toch steeds minder mensen uit durven te spreken. En wat is de vrijheid van meningsuiting dan nog waard?