Directeur van de TeldersStichting Patrick van Schie over het AUKUS-pact van Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk .
De Franse woede op Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk over hun AUKUS-pact is ongewoon hevig. Ambassadeurs terugroepen uit bevriende landen, zoals de Fransen hebben gedaan uit Washington DC en Canberra, geldt als een zwaar middel in de diplomatie. De AUKUS-deal houdt in dat Australië 8 nucleair aangedreven onderzeeërs bouwt en dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de daarvoor benodigde kennis met dit land delen. De deal komt in de plaats van een eerdere overeenkomst waarbij Australië conventionele onderzeeërs van Frankrijk zou afnemen.
Het is op zich begrijpelijk dat Frankrijk over het opzeggen van deze overeenkomst verbolgen is. Of en in hoeverre Australië hiermee ook contractbreuk pleegt, is een juridische kwestie. Er zou zware vertraging in de levering optreden en de kosten liepen sinds het sluiten van die overeenkomst enorm op; of dit onder de ontbindende voorwaarden valt moet maar in een juridische procedure worden beslist. Het is hoe dan ook een zaak tussen Frankrijk en Australië.
De Europese Unie meent echter van niet. Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, noemde AUKUS ‘onaanvaardbaar’ en eiste opheldering. De voorzitter van de commissie voor internationale handel in het Europees Parlement, Bernd Lange, ging verder en eiste excuses uit de Angelsaksische landen. De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU hebben zich, soms schoorvoetend maar toch, achter de Fransen geschaard. Dat is onnodig en onverstandig. Nederland zou zich in ieder geval niet door de drieste Frans-Duitse tandem op sleeptouw moeten nemen.
Als gezegd: het opzeggen van de overeenkomst tussen Frankrijk en Australië is allereerst een juridische kwestie. Daarbij zijn de Nederlandse belangen niet in het geding. Anders ligt het met de bredere geopolitieke achtergrond van AUKUS. De drie Angelsaksischelanden maken een statement plus een concrete vuist tegen het agressieve optreden van communistisch China in Oost-Azië. Zoals de – door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag verworpen – Chinese claim op de Zuid-Chinese Zee, een gebied waarop andere aangrenzende landen evenzeer aanspraak maken en waar wij alle belang hebben dat het een veilige, vrij bevaarbare zee blijft. Beijing gebruikt militaire middelen om zijn claim kracht bij te zetten. Tegen deze en andere Chinese machtsontplooiingen is tegenmacht nodig. De Verenigde Staten leveren die. Australische kernonderzeeërs die geruisloos kunnen opereren helpen daarbij. Frankrijk daarentegen wil met de Chinezen zoete broodjes blijven bakken en zou, ware dit anders, ook niet in staat zijn de benodigde tegenmacht te bieden.
Recent opinieonderzoek van de European Council on Foreign Relations toont aan dat Europeanen weliswaar in toenemende mate zien dat er een soort ‘Koude Oorlog’ met China aan het ontstaan is maar tevens in meerderheid menen dat dit hen niet aangaat. Dat is een ernstige misvatting die berust op bijziendheid. China ligt in kilometers wel ver van Europa maar koopt zich op strategische domeinen óók in Europa in, bespioneert ons massaal, steelt gevoelige en geheime informatie en voert nu reeds digitale aanvallen op ons uit.
Bovendien is het kortzichtig ons niet te bekommeren om het lot van Aziatische landen en Australië die zich door de agressieve Chinese politiek bedreigd voelen. Alleen al om de stabiliteit te waarborgen is het essentieel dat aan China tegenwicht wordt geboden. Niet minder belangrijk is het dat wij ons verbonden zouden moeten voelen met het lot van democratische landen in die regio, zoals Australië, Taiwan en Japan. In de Nederlandse politiek gaan de gevoelens van medeleven onder politici momenteel uit naar Afghanen, hoewel er in Afghanistan nooit een reële kans op de vestiging van een democratische rechtsstaat is geweest. Australië, Taiwan en Japan kennen al decennia of langer een goed functionerende democratische rechtsstaat. Wat eraan bijdraagt deze te verdedigen zou ons ter harte moeten gaan. Bovendien is het in ons eigen belang dat democratieën zich waar ook ter wereld veilig kunnen weten.
De Franse woede op Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk over hun AUKUS-pact is ongewoon hevig. Ambassadeurs terugroepen uit bevriende landen, zoals de Fransen hebben gedaan uit Washington DC en Canberra, geldt als een zwaar middel in de diplomatie. De AUKUS-deal houdt in dat Australië 8 nucleair aangedreven onderzeeërs bouwt en dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de daarvoor benodigde kennis met dit land delen. De deal komt in de plaats van een eerdere overeenkomst waarbij Australië conventionele onderzeeërs van Frankrijk zou afnemen.
Het is op zich begrijpelijk dat Frankrijk over het opzeggen van deze overeenkomst verbolgen is. Of en in hoeverre Australië hiermee ook contractbreuk pleegt, is een juridische kwestie. Er zou zware vertraging in de levering optreden en de kosten liepen sinds het sluiten van die overeenkomst enorm op; of dit onder de ontbindende voorwaarden valt moet maar in een juridische procedure worden beslist. Het is hoe dan ook een zaak tussen Frankrijk en Australië.
De Europese Unie meent echter van niet. Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, noemde AUKUS ‘onaanvaardbaar’ en eiste opheldering. De voorzitter van de commissie voor internationale handel in het Europees Parlement, Bernd Lange, ging verder en eiste excuses uit de Angelsaksische landen. De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU hebben zich, soms schoorvoetend maar toch, achter de Fransen geschaard. Dat is onnodig en onverstandig. Nederland zou zich in ieder geval niet door de drieste Frans-Duitse tandem op sleeptouw moeten nemen.
Als gezegd: het opzeggen van de overeenkomst tussen Frankrijk en Australië is allereerst een juridische kwestie. Daarbij zijn de Nederlandse belangen niet in het geding. Anders ligt het met de bredere geopolitieke achtergrond van AUKUS. De drie Angelsaksischelanden maken een statement plus een concrete vuist tegen het agressieve optreden van communistisch China in Oost-Azië. Zoals de – door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag verworpen – Chinese claim op de Zuid-Chinese Zee, een gebied waarop andere aangrenzende landen evenzeer aanspraak maken en waar wij alle belang hebben dat het een veilige, vrij bevaarbare zee blijft. Beijing gebruikt militaire middelen om zijn claim kracht bij te zetten. Tegen deze en andere Chinese machtsontplooiingen is tegenmacht nodig. De Verenigde Staten leveren die. Australische kernonderzeeërs die geruisloos kunnen opereren helpen daarbij. Frankrijk daarentegen wil met de Chinezen zoete broodjes blijven bakken en zou, ware dit anders, ook niet in staat zijn de benodigde tegenmacht te bieden.
Recent opinieonderzoek van de European Council on Foreign Relations toont aan dat Europeanen weliswaar in toenemende mate zien dat er een soort ‘Koude Oorlog’ met China aan het ontstaan is maar tevens in meerderheid menen dat dit hen niet aangaat. Dat is een ernstige misvatting die berust op bijziendheid. China ligt in kilometers wel ver van Europa maar koopt zich op strategische domeinen óók in Europa in, bespioneert ons massaal, steelt gevoelige en geheime informatie en voert nu reeds digitale aanvallen op ons uit.
Bovendien is het kortzichtig ons niet te bekommeren om het lot van Aziatische landen en Australië die zich door de agressieve Chinese politiek bedreigd voelen. Alleen al om de stabiliteit te waarborgen is het essentieel dat aan China tegenwicht wordt geboden. Niet minder belangrijk is het dat wij ons verbonden zouden moeten voelen met het lot van democratische landen in die regio, zoals Australië, Taiwan en Japan. In de Nederlandse politiek gaan de gevoelens van medeleven onder politici momenteel uit naar Afghanen, hoewel er in Afghanistan nooit een reële kans op de vestiging van een democratische rechtsstaat is geweest. Australië, Taiwan en Japan kennen al decennia of langer een goed functionerende democratische rechtsstaat. Wat eraan bijdraagt deze te verdedigen zou ons ter harte moeten gaan. Bovendien is het in ons eigen belang dat democratieën zich waar ook ter wereld veilig kunnen weten.