De netto-betalers onder de EU-lidstaten, zoals Nederland, houden tijdens de begrotingsdebatten de hand op de knip. Zij willen geen verhoging van de EU-begroting. Dit wekt wrevel bij andere lidstaten. Hoe terecht is dit? Directeur Patrick van Schie van de TeldersStichting meent dat de EU ook zonder verhoging over ruim voldoende financiële armslag beschikt.
Als het om geld uitgeven gaat lijkt de Europese Unie op het Duitsland van Bismarck. Daar werd de destijds belangrijkste begrotingspost, die voor militaire uitgaven, voor zeven jaar ineens aan de rijksdag voorgelegd. De militaire uitgaven moesten immers niet gehinderd worden door lastige vragen of bezwaren vanuit het parlement. De begroting voor de EU, officieel het ‘financieel kader’, wordt eveneens voor 7 jaar vastgesteld. De hele begroting wel te verstaan.
In de vaststelling van deze begroting spelen de lidstaten een beslissende rol. Eens in de zeven jaar is er een kans om de institutionele neiging tot groei aan banden te leggen. En op eigen groei – meer beleidsterreinen, meer macht, meer geld – is de EU duidelijk gericht. Hoewel de EU door de Brexit is gekrompen, stelt de Europese Commissie voor om de komende jaren méér geld uit te geven. Veel landen die likkebaardend kijken naar met name de fondsen voor landbouw en cohesie – die laatste zijn door Frits Bolkestein in de jaren negentig treffend als intra-Europese ontwikkelingshulp aangeduid – willen ook méér, in de hoop hun schatkisten met buitenlands geld te kunnen vullen.
Het is logisch dat de netto-betalers – de landen die meer gelden aan de EU afdragen dan ontvangen – daar paal en perk aan willen stellen. Samen met andere netto-betalers (Zweden, Denemarken en Oostenrijk) houdt Nederland dus de knip op de beurs. Dit heeft vorige week op de laatste EU-top wrevel gewekt. Macron schijnt Ruttes onverzettelijkheid ‘stuitend’ te hebben genoemd, Merkel vond het ‘kinderlijk’.
Ik zou zeggen: het staat Frankrijk en Duitsland vrij uit eigen kas gelden over te maken naar minder welvarende EU-lidstaten. Het gaat echter niet aan andermans geld te eisen en boos te worden als die ander daar geen trek in heeft. Stuitend is het eerder dat EU-president Michel, een Belg uit de liberale ‘familie’, Rutte arrogantie schijnt te hebben verweten. Mij ontgaat het hoe iemand die meent dat aan overheden zonder meer extra geld moet worden toegekend, denkt zich liberaal te kunnen noemen.
De Spaanse premier Sanchez, een socialist, merkte op: ‘Weet Rutte wel dat ik meer burgers vertegenwoordig dan zijn vier zuinige landen bij elkaar?’ Onze premier zal dat ongetwijfeld weten, maar zo’n opmerking geeft des te meer te denken over de heersende mentaliteit in de EU. De grote landen menen de dienst uit te kunnen maken; de kleintjes moeten zich maar schikken. Zo’n EU moet al helemaal niet machtiger worden gemaakt dan zij al is. En ook voor Sanchez geldt: als hij, en zijn land, zo’n grote jongen is, dan moet hij zijn eigen broek toch kunnen ophouden en niet van die ‘kleintjes’ afhankelijk (willen) blijven.
De beslissingen over de EU-begroting voor de volgende jaren is doorgeschoven; de druk op Nederland en zijn bondgenoten zal wel worden opgevoerd. Er is geen enkele reden daaronder te bezwijken. Als Nederland nee blijft zeggen, wordt de begroting niet verhoogd. Indien er voor 2021 geen unaniem besluit valt om de begroting 2021-2027 te verhogen, moet de EU voortgaan met de huidige budgetten. Mij dunkt blijven er ook dan nog meer dan genoeg uitgaven over waarvan de gelden zinniger hadden kunnen worden besteed.
Als het om geld uitgeven gaat lijkt de Europese Unie op het Duitsland van Bismarck. Daar werd de destijds belangrijkste begrotingspost, die voor militaire uitgaven, voor zeven jaar ineens aan de rijksdag voorgelegd. De militaire uitgaven moesten immers niet gehinderd worden door lastige vragen of bezwaren vanuit het parlement. De begroting voor de EU, officieel het ‘financieel kader’, wordt eveneens voor 7 jaar vastgesteld. De hele begroting wel te verstaan.
In de vaststelling van deze begroting spelen de lidstaten een beslissende rol. Eens in de zeven jaar is er een kans om de institutionele neiging tot groei aan banden te leggen. En op eigen groei – meer beleidsterreinen, meer macht, meer geld – is de EU duidelijk gericht. Hoewel de EU door de Brexit is gekrompen, stelt de Europese Commissie voor om de komende jaren méér geld uit te geven. Veel landen die likkebaardend kijken naar met name de fondsen voor landbouw en cohesie – die laatste zijn door Frits Bolkestein in de jaren negentig treffend als intra-Europese ontwikkelingshulp aangeduid – willen ook méér, in de hoop hun schatkisten met buitenlands geld te kunnen vullen.
Het is logisch dat de netto-betalers – de landen die meer gelden aan de EU afdragen dan ontvangen – daar paal en perk aan willen stellen. Samen met andere netto-betalers (Zweden, Denemarken en Oostenrijk) houdt Nederland dus de knip op de beurs. Dit heeft vorige week op de laatste EU-top wrevel gewekt. Macron schijnt Ruttes onverzettelijkheid ‘stuitend’ te hebben genoemd, Merkel vond het ‘kinderlijk’.
Ik zou zeggen: het staat Frankrijk en Duitsland vrij uit eigen kas gelden over te maken naar minder welvarende EU-lidstaten. Het gaat echter niet aan andermans geld te eisen en boos te worden als die ander daar geen trek in heeft. Stuitend is het eerder dat EU-president Michel, een Belg uit de liberale ‘familie’, Rutte arrogantie schijnt te hebben verweten. Mij ontgaat het hoe iemand die meent dat aan overheden zonder meer extra geld moet worden toegekend, denkt zich liberaal te kunnen noemen.
De Spaanse premier Sanchez, een socialist, merkte op: ‘Weet Rutte wel dat ik meer burgers vertegenwoordig dan zijn vier zuinige landen bij elkaar?’ Onze premier zal dat ongetwijfeld weten, maar zo’n opmerking geeft des te meer te denken over de heersende mentaliteit in de EU. De grote landen menen de dienst uit te kunnen maken; de kleintjes moeten zich maar schikken. Zo’n EU moet al helemaal niet machtiger worden gemaakt dan zij al is. En ook voor Sanchez geldt: als hij, en zijn land, zo’n grote jongen is, dan moet hij zijn eigen broek toch kunnen ophouden en niet van die ‘kleintjes’ afhankelijk (willen) blijven.
De beslissingen over de EU-begroting voor de volgende jaren is doorgeschoven; de druk op Nederland en zijn bondgenoten zal wel worden opgevoerd. Er is geen enkele reden daaronder te bezwijken. Als Nederland nee blijft zeggen, wordt de begroting niet verhoogd. Indien er voor 2021 geen unaniem besluit valt om de begroting 2021-2027 te verhogen, moet de EU voortgaan met de huidige budgetten. Mij dunkt blijven er ook dan nog meer dan genoeg uitgaven over waarvan de gelden zinniger hadden kunnen worden besteed.