Terwijl het buiten stormde, kwamen de bezoekers van het symposium ‘Democratie onder druk’, georganiseerd door de TeldersStichting in samenwerking met het VVD Thematisch Netwerk Internationaal, vrijdag 21 november bijeen in het Carlton Hotel Den Haag.
De zorgen over de stand van de democratieën in de wereld en leiders met antidemocratische sentimenten nemen de laatste jaren toe. Om meer inzicht in deze ontwikkelingen te krijgen, waren Tom van der Meer, hoogleraar Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, Casper Thomas, Amerikadeskundige en redacteur van De Groene Amsterdammer, en Bart Groothuis, VVD-lid voor het Europees Parlement, uitgenodigd.
Tom van der Meer trapte de middag af en sprak over hoe en wanneer democratieën onder druk komen te staan. In de jaren ’90 werd ervan uitgegaan dat het hebben van een democratie het hoogst haalbare was en dat, wanneer een land een democratie zou worden, de omliggende landen logischerwijs zouden volgen. De afgelopen jaren hebben wij gezien dat dit niet het geval is en dat democratieën over de hele wereld wankelen. Waar vroeger democratieën om zeep werden geholpen door tanks en militair ingrijpen, zien we in deze tijd een subtieler proces. De ondermijning van de rechtsstaat gebeurt via de rechtsstatelijke kant: leiders worden via de democratische weg gekozen en ontwikkelen zich gedurende hun termijn tot een antidemocratische leider. In dit proces zijn enkele patronen over verschillende landen te herkennen: zo wordt tegenmacht, zoals de rechterlijke macht of de vrije media, ingeperkt of ontmanteld, om vervolgens, indien nodig, de verkiezingen te beïnvloeden om op langere termijn aan de macht te blijven. Ook in Nederland vinden we voorbeelden van praktijken die de tegenmachten kwetsbaar maken, daarbij valt te denken aan de Noodwet, die als doel had op korte termijn de tegenmacht opzij te zetten
Een terugkerend patroon waarom democratieën onderuitgaan, is wanneer een maatschappelijke minderheid een politieke meerderheid verkrijgt. Zo werd Erdoğan in Turkije verkozen met eenderde van de stemmen, maar verkreeg zijn partij in het parlement tweederde van de zetels. In Polen won PiS veertig procent van de stemmen, maar kreeg een meerderheid van de zetels in het parlement. In dergelijke landen geldt een hoge kiesdrempel van bijvoorbeeld tien procent, waardoor kleinere partijen sneller buiten de boot vallen. Hierdoor ontstaan prikkels voor de minderheid om het systeem verder naar hun hand te zetten, uit angst om bij de volgende verkiezingen de macht te verliezen.
Hoe kan, tegen deze processen in, een democratie beschermd worden en de weerbaarheid van democratieën vergroot worden? Elke democratie heeft verdedigingslinies om de weerbaarheid van de democratie te waarborgen. Hierbij valt ten eerste te denken aan een Grondwet of een wet voor politieke partijen. Ten tweede is het democratisch ethos van belang, de bereidheid van burgers en politici om de democratie te verdedigen. Daarbij verdient het de opmerking dat onderzoek laat zien dat antidemocratische partijen enkel succesvol zijn geweest als ze worden gesteund door centrumpartijen. Zo zien we in Latijns-Amerika dat antidemocratische partijen ‘gesteund’ zijn door centrumlinkse partijen en in de Verenigde Staten of Europa door centrumrechtse partijen. Naast de klassieke vormen van democratische weerbaarheid en een democratisch ethos bij de bevolking, is het belangrijkste verdedigingsmechanisme voor een weerbare democratie de evenredigheid. Zo zien we dat landen als Nederland, maar ook Zweden of België, weerbaarder zijn tegen antidemocratische tendensen. Door de evenredigheid in het kiesstelsel hebben deze landen veel meer politieke partijen. Hierover wordt in de praktijk vaak geklaagd, maar uit onderzoek blijkt ook dat dit tot gevolg heeft dat burgers meer vertrouwen hebben in de politiek doordat zij hun mening weerspiegeld zien. Tevens voortkomt het dat een minderheid van de bevolking een meerderheid in het parlement kan verkrijgen. Politieke partijen zijn altijd genoodzaakt om compromissen te sluiten en partijen zullen nooit bereid zijn om hun eigen macht op te geven om een andere partij het naar de zin te maken. Het vormen van coalitieregeringen is wellicht rommelig, maar het zorgt er ook voor dat er discussie plaatsvindt en dat onze democratie tegen een stootje kan.
Wel zien we in deze landen dat de democratie op een andere manier onder druk staat. Voor een democratie is het van belang dat politieke partijen met elkaar in conflict zijn. Dit is noodzakelijk, omdat zonder conflict er ook geen keuze is. Dit is helaas waar het de afgelopen jaren, ook in Nederland, volgens Van der Meer is misgegaan. In campagnes werden inhoudelijke verschillen vaak zo klein mogelijk gehouden, coalitiepartijen droegen niet meer hun eigen standpunten uit, maar die van de regering en grote thema’s werden steeds vaker uitbesteed aan experts of op de lange baan geschoven. Van der Meer benadrukt dat inhoudelijke conflicten echter nodig zijn om keuzemogelijkheden te creëren en daarmee burgers de mogelijkheid te bieden om aan te geven in welke richting zij vinden dat Nederland uit moet gaan. Een dergelijke waardenstrijd is essentieel voor een democratie.
Journalist Casper Thomas bood in zijn verhaal een terugblik op het afgelopen jaar en de verkiezingen die er waren in de drie grootste democratieën van de wereld: de Verenigde Staten, Indonesië en India. Wat hem bij deze verkiezingen opvalt, is dat het opkomen voor democratie en het laten zien van de gevaren van antidemocratische leiders niet voldoende is om de democratie te beschermen. Hoe onderscheidend de verschillende landen ook zijn, in alle drie de landen deden kandidaten aan de verkiezingen mee die als thema de kwaliteit van de democratie zelf hadden. Daarentegen viel het juist op dat door de autoritaire kandidaten de antidemocratische standpunten van hun kandidatuur juist naar voren worden gebracht en gepositioneerd worden als iets positiefs: stem op mij en ik pak alle problemen aan.
Hierin is volgens Thomas te zien dat de democratische aantasting niet meer achter de schermen plaatsvindt, maar juist in het volle licht. Zo kon men bij de kandidatuur van Donald Trump in 2016 nog denken dat het wel mee zou vallen als hij geïnaugureerd was of dat de Republikeinse partij zelf Trump tot de orde zou roepen, maar dat was bij zijn herverkiezing in 2024 niet meer het geval. Een vergelijkbaar gegeven deed zich voor in India, waar Modi zijn machtsmodel in de voorgaande jaren duidelijk gepresenteerd had aan de kiezer. Modi legde zijn visie op India expliciet voor, waarbij hij een systeem creëerde waarin een kleine groep disproportionele macht kon uitoefenen over de meerderheid, ondanks het ontbreken van absolute meerderheden. De propositie van een autoritair model was niet verhuld; het was een openlijke keuze, zo stelt Thomas. Deze ontwikkeling was ook te zien in Indonesië, waar een militaire sterke man aan de macht kwam, bijgestaan door de zoon van een voormalige machthebber. Ook hier was de autocratische belofte duidelijk en niet verborgen. Opvallend daarbij is dat landen met totaal verschillende achtergronden en politieke geschiedenis toch lijken uit te komen op een soortgelijk autoritair model. Volgens Thomas geeft dit een belangrijk signaal over de richting waarin democratieën zich wereldwijd lijken te bewegen.
Bart Groothuis ging verder over de digitale gevaren voor de democratie. Digitale ontwikkelingen maken het mogelijk om steeds grotere mate van desinformatie te verspreiden. Mensen worden meer en meer beïnvloed door de sociale media en maken vaker hun politieke keuze op basis van wat zij op sociale media hebben gelezen. Schandalen als Cambridge Analytica laten zien dat andere staten invloed uitoefenen op vrije democratische verkiezingen en daarmee invloed uitoefenen op onze eigen soevereine politieke keuze. Hoe moeten wij omgaan met staten die niet het beste met ons voorhebben en onze democratie proberen te ondermijnen? Moeten democratieën hun eigen standaarden hanteren of vereisen dergelijke staten toch een andere behandeling?
Volgens Bart Groothuis moeten we bij het beantwoorden van dergelijke vragen kijken naar de soort informatie waar het om gaat en de manier waarop platformen zijn ingericht en gereguleerd (kunnen) worden. Zo kan er een onderscheid worden gemaakt tussen misinformatie, desinformatie en ongewenste buitenlandse inmenging. Bij misinformatie gaat het om verkeerde, valse informatie; dit is vervelend, maar niet per definitie strafbaar. Bij desinformatie gaat het om onware of misleidende informatie die met opzet wordt gemaakt en verspreid. Ongewenste buitenlandse beïnvloeding gaat nog een stap verder: daarbij wordt informatie doelgericht door staten gebruikt en verspreid om interne processen van een democratie te beïnvloeden en te verstoren. Om ons te weren tegen dergelijke praktijken en onze democratische waarden te beschermen, kunnen we volgens Groothuis op verschillende lagen aan de slag gaan. Ten eerste moeten we onze democratische waarden en standaarden bediscussiëren in onze nationale parlementen alsmede in het Europees Parlement en met wetgeving komen waarin wordt bepaald wat legaal en illegaal is. Ten tweede staat het bedrijven vrij om eigen beleid te creëren en standaarden te stellen over welk soort materiaal op een platform aanwezig mag zijn. Het is bijvoorbeeld geen censuur wanneer Facebook geen pornografisch materiaal toestaat. Wat nog mist in de huidige wetgeving is de derde laag, namelijk onafhankelijk democratisch toezicht. Het moet namelijk niet aan een bedrijf of bestuurder van een bedrijf zijn om te bepalen wie wel of niet op een platform zijn mening mag uiten. Het is niet aan X of LinkedIn om te bepalen of Trump een account mag hebben, maar dit moet bepaald worden door een onafhankelijk toezichthouder. Op deze manier kunnen volgens Groothuis onze democratische waarden op elk niveau gewaarborgd worden.
Na de bijdragen van de gastsprekers kwamen nog verschillende vragen uit de zaal naar voren. Klopt het bijvoorbeeld wel dat mediakanalen als Russia Today worden verboden door Europa terwijl Radio Free Europe/Radio Liberty door de Europese Unie wordt ondersteunt? Hoe zit het met het spanningsveld weergeven in ‘Amerika innoveert, China kopieert en Europa reguleert’ en is regulering ten aanzien van online platformen een negatieve of juist een positieve gebeurtenis? In hoeverre is er een beperking van de vrijheid van meningsuiting of is er juist een te grote mate aan vrijheid van meningsuiting waardoor landen ten prooi kunnen vallen aan staten die niet het beste met hun inwoners voor hebben? Deze vragen vormden ook tijdens de afsluitende borrel nog het onderwerp van gesprek.