08
Aug
2020

Complotdenkers staan in een lange westerse traditie

Column

Filosofie, Religie & Ethiek

Het gebruik van de individuele rede en de ondermijning van traditioneel gezag kent een lange geschiedenis. In zekere zin hebben we onze welvarende, vrije, democratische samenleving te danken aan deze houding. Maar net als met wel meer zaken in het leven bestaat er naast deze zonzijde ook een schaduwkant, schrijft Bram Leferink op Reinink.

Sapere aude! Habe Mut, dich deines eigenen Verstandes zu bedienen!’ schreef verlichtingsfilosoof Immanuel Kant gepassioneerd.1 Hij verwoordde hiermee een houding die diep is verankerd in de westerse cultuur. Het gebruik van de individuele rede en de ondermijning van traditioneel gezag kent immers een lange geschiedenis. We treffen deze kritische houding al aan in de Oudheid om eeuwen later te worden gerehabiliteerd door Maarten Luther, die protest aantekende tegen de dogma’s van de Kerk. We vinden haar ook bij René Descartes. Hij stelde met zijn twijfelzucht de autoriteit van de oude Grieken inzake filosofie aan de kaak, verpakt in de beroemde spreuk: cogito ergo sum. Meer en meer ‘vanzelfsprekende’ gezagsstructuren moesten eraan geloven. In latere eeuwen werd ook de macht van de koning illegitiem geacht, uitmondend in diverse democratische revoluties. Uiteindelijk, toen in de jaren zestig van de twintigste eeuw deze geesteshouding definitief de massa bereikte, werd zowat iedere vorm van traditioneel gezag ondermijnd. En anno nu hebben we een nieuw stadium bereikt waarin zelfs het gezag van de deskundige in twijfel wordt getrokken; we zien de buitensporigheden van een methode die ons zoveel heeft gebracht.

In zekere zin hebben we onze welvarende, vrije, democratische samenleving te danken aan deze houding. Zonder haar geen wetenschappelijke revolutie, geen industriële revolutie en geen democratische revolutie. Maar net als met wel meer zaken in het leven bestaat er naast deze zonzijde ook een schaduwkant. Wanneer men zich dagelijks bedient van zijn rede en daarvan de vruchten plukt, ontstaat er een rotsvast vertrouwen in het eigen oordeelsvermogen. Dit vertrouwen zou gepaard moeten gaan met een juist gebruik en het besef van feilbaarheid van de rede. Maar dit is, en dat moet geen verrassing zijn, niet altijd het geval. Het komt het meest tot uiting bij complotdenkers. Een complotdenker laat zijn vertrouwen in de rede niet zomaar aantasten als hij op een complex fenomeen stuit dat hij niet terstond begrijpt. Liever ontdoet hij het fenomeen van zijn complexiteit zodat het vertrouwen in het eigen oordeelsvermogen gehandhaafd blijft. Na zelf ‘onderzoek’ te hebben gedaan kan niets hem nog van mening doen veranderen. De wijze maar lastige woorden van een deskundige worden gedegradeerd tot “ook maar een mening”. En waag het niet hem te betichten van een onjuist gebruik van zijn rede, want dat is precies hetgeen waar hij zijn standvastigheid aan ontleent.

Wie een torenhoog vertrouwen heeft in zijn weerloze rede, gebruikt haar onbewust slechts in dienst van zijn emoties

Nu complotdenkers en aanverwante dogmatici tijdens de coronapandemie luidruchtig van zich laten horen, kan het probleem niet langer worden ontkend. Met name in een democratie verdient deze kwestie aandacht. Het welvaren van een democratie hangt namelijk af van het oordeelsvermogen van haar burgers. Wie een torenhoog vertrouwen heeft in zijn weerloze rede, gebruikt haar onbewust slechts in dienst van zijn emoties. Zo verwordt iemand tot een prooi van de willekeur en een speelbal van volksmenners. Derhalve vereist een democratie de constante alertheid van haar burgers. Een collectieve geestelijke verslapping kan haar immers fataal worden. In de coulissen staan er altijd machtswellusten klaar om de samenleving haar vrijheid te ontnemen.

Zoekend naar een oplossing voor dit gevaar, moeten we ervoor waken niet het kind met het badwater weg te gooien; het kind dient slechts goed opgevoed te worden. Een terugkeer naar traditioneel gezag, zoals conservatieven dat weleens bepleiten, getuigt van een verloochening van de waarde van de rede en een gebrek aan realiteitszin. Beter kunnen we ons richten op de geestelijke ontwikkeling van burgers. In onze kapitalistische samenleving is het onderwijs echter vooral gericht op het leren van een vak. Zo is men namelijk van nut voor de economie. Maar deze fixatie op het economisch nuttige gaat ten koste van de geesteswetenschappen. En juist deze zijn van levensbelang voor de democratie. Hoe lang lezen we nu al over de crises bij de talenstudies en de armzalige leesvaardigheid van de jeugd? Willen we dogmatici bestrijden, dan zullen we ten eerste moeten overgaan tot een herwaardering van de filosofie. Omdat de filosofie ons leert hoe te denken, moet zij een prominente plek innemen in het onderwijs. Pas als de moed zich van zijn eigen verstand te bedienen, samengaat met het juiste gebruik ervan, is zij werkelijk waardevol.

1. Immanuel Kant, Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (1784)

Sapere aude! Habe Mut, dich deines eigenen Verstandes zu bedienen!’ schreef verlichtingsfilosoof Immanuel Kant gepassioneerd.1 Hij verwoordde hiermee een houding die diep is verankerd in de westerse cultuur. Het gebruik van de individuele rede en de ondermijning van traditioneel gezag kent immers een lange geschiedenis. We treffen deze kritische houding al aan in de Oudheid om eeuwen later te worden gerehabiliteerd door Maarten Luther, die protest aantekende tegen de dogma’s van de Kerk. We vinden haar ook bij René Descartes. Hij stelde met zijn twijfelzucht de autoriteit van de oude Grieken inzake filosofie aan de kaak, verpakt in de beroemde spreuk: cogito ergo sum. Meer en meer ‘vanzelfsprekende’ gezagsstructuren moesten eraan geloven. In latere eeuwen werd ook de macht van de koning illegitiem geacht, uitmondend in diverse democratische revoluties. Uiteindelijk, toen in de jaren zestig van de twintigste eeuw deze geesteshouding definitief de massa bereikte, werd zowat iedere vorm van traditioneel gezag ondermijnd. En anno nu hebben we een nieuw stadium bereikt waarin zelfs het gezag van de deskundige in twijfel wordt getrokken; we zien de buitensporigheden van een methode die ons zoveel heeft gebracht.

In zekere zin hebben we onze welvarende, vrije, democratische samenleving te danken aan deze houding. Zonder haar geen wetenschappelijke revolutie, geen industriële revolutie en geen democratische revolutie. Maar net als met wel meer zaken in het leven bestaat er naast deze zonzijde ook een schaduwkant. Wanneer men zich dagelijks bedient van zijn rede en daarvan de vruchten plukt, ontstaat er een rotsvast vertrouwen in het eigen oordeelsvermogen. Dit vertrouwen zou gepaard moeten gaan met een juist gebruik en het besef van feilbaarheid van de rede. Maar dit is, en dat moet geen verrassing zijn, niet altijd het geval. Het komt het meest tot uiting bij complotdenkers. Een complotdenker laat zijn vertrouwen in de rede niet zomaar aantasten als hij op een complex fenomeen stuit dat hij niet terstond begrijpt. Liever ontdoet hij het fenomeen van zijn complexiteit zodat het vertrouwen in het eigen oordeelsvermogen gehandhaafd blijft. Na zelf ‘onderzoek’ te hebben gedaan kan niets hem nog van mening doen veranderen. De wijze maar lastige woorden van een deskundige worden gedegradeerd tot “ook maar een mening”. En waag het niet hem te betichten van een onjuist gebruik van zijn rede, want dat is precies hetgeen waar hij zijn standvastigheid aan ontleent.

Wie een torenhoog vertrouwen heeft in zijn weerloze rede, gebruikt haar onbewust slechts in dienst van zijn emoties

Nu complotdenkers en aanverwante dogmatici tijdens de coronapandemie luidruchtig van zich laten horen, kan het probleem niet langer worden ontkend. Met name in een democratie verdient deze kwestie aandacht. Het welvaren van een democratie hangt namelijk af van het oordeelsvermogen van haar burgers. Wie een torenhoog vertrouwen heeft in zijn weerloze rede, gebruikt haar onbewust slechts in dienst van zijn emoties. Zo verwordt iemand tot een prooi van de willekeur en een speelbal van volksmenners. Derhalve vereist een democratie de constante alertheid van haar burgers. Een collectieve geestelijke verslapping kan haar immers fataal worden. In de coulissen staan er altijd machtswellusten klaar om de samenleving haar vrijheid te ontnemen.

Zoekend naar een oplossing voor dit gevaar, moeten we ervoor waken niet het kind met het badwater weg te gooien; het kind dient slechts goed opgevoed te worden. Een terugkeer naar traditioneel gezag, zoals conservatieven dat weleens bepleiten, getuigt van een verloochening van de waarde van de rede en een gebrek aan realiteitszin. Beter kunnen we ons richten op de geestelijke ontwikkeling van burgers. In onze kapitalistische samenleving is het onderwijs echter vooral gericht op het leren van een vak. Zo is men namelijk van nut voor de economie. Maar deze fixatie op het economisch nuttige gaat ten koste van de geesteswetenschappen. En juist deze zijn van levensbelang voor de democratie. Hoe lang lezen we nu al over de crises bij de talenstudies en de armzalige leesvaardigheid van de jeugd? Willen we dogmatici bestrijden, dan zullen we ten eerste moeten overgaan tot een herwaardering van de filosofie. Omdat de filosofie ons leert hoe te denken, moet zij een prominente plek innemen in het onderwijs. Pas als de moed zich van zijn eigen verstand te bedienen, samengaat met het juiste gebruik ervan, is zij werkelijk waardevol.

1. Immanuel Kant, Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (1784)